Wereld / globalisering

Wereld / globalisering
1 / 25
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 25 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Wereld / globalisering

Slide 1 - Slide

Introductieplaat: wereldkaart met handelslijnen
➕ Open vraag: Waar komt jouw T-shirt vandaan?

Slide 2 - Slide

Definitie globalisering + actoren
➕ Meerkeuze: Wie speelt een rol in globalisering?

Slide 3 - Slide

Oorzaken (transport & ICT)
➕ Afbeeldingensortering: Snelle of langzame verbinding?

Slide 4 - Slide

Globaliseringsnetwerken
➕ Koppelopdracht: Multinationals – producten – landen

Slide 5 - Slide

Videofragment: Made in China
➕ Reflectievraag: Wie verdient het meest?

Slide 6 - Slide

Globalisering:
goed of slecht?
Goed!
Slecht!

Slide 7 - Poll

Huiswerk

Slide 8 - Slide

Centrum, semiperiferie en periferie

Slide 9 - Slide

Intro: kaart met centrum-periferie
➕ Sleepvraag: Zet de landen in de juiste groep

Slide 10 - Slide

Kenmerken per gebied
➕ Meerkeuze: Wat hoort bij een centrumland?

Slide 11 - Slide

Relaties tussen gebieden (handel, productie)
➕ Diagraminvulling: Waar gebeurt wat in de T-shirtketen?

Slide 12 - Slide

Begrippen oefenen: BBP, HDI, sociale ongelijkheid
➕ Invuloefening met definities

Slide 13 - Slide

Wereldkaart HDI
➕ Analysevraag: Wat valt op? Waarom?

Slide 14 - Slide

Huiswerk

Slide 15 - Slide

Winnaars en verliezers

Slide 16 - Slide

Introplaat: protest 'gele hesjes' of straatbeeld India
➕ Open vraag: Waarom zou iemand tegen globalisering zijn?

Slide 17 - Slide

Voorbeelden van ‘winnaars’ en ‘verliezers’
➕ Sleepopdracht: Wie hoort bij welke groep?

Slide 18 - Slide

Keten van productie → winstverdeling (T-shirt of iPhone)
➕ Diagram invullen: Wie krijgt welk deel van de winst?

Slide 19 - Slide

Meningvormende discussie
➕ Stelling + poll: “Globalisering maakt iedereen beter af.”

Slide 20 - Slide

Verdieping (optioneel)
➕ Videofragment: Leven van een migratiewerker of kledingmaakster

Slide 21 - Slide

Huiswerk

Slide 22 - Slide

Begrippen
Globalisering: Het proces waarbij landen wereldwijd steeds meer met elkaar verbonden raken op economisch, cultureel en politiek gebied.
Wereldsysteem: Indeling van de wereld in centrum, semiperiferie en periferie op basis van economische macht en ontwikkeling.
Centrumland: Een rijk land met veel economische en politieke invloed, vaak hoogontwikkeld.
Semiperiferie: Landen die zich sterk ontwikkelen, maar nog niet tot de rijkste landen behoren (bijv. China, Brazilië).
Periferieland: Een arm land dat afhankelijk is van centrumlanden en vaak grondstoffen exporteert.
Multinational: Groot bedrijf met vestigingen in meerdere landen.
Internationale arbeidsverdeling: Verdeling van productie over de wereld: grondstoffen in periferie, fabrieken in semiperiferie, hoofdkantoren in centrum.

Slide 23 - Slide

Begrippen
Import: Goederen die een land van buitenaf inkoopt.
Export:  Goederen die een land verkoopt aan andere landen.
Productieketen: De stappen die een product doorloopt van grondstof tot eindproduct.
Vrijhandel: Handel zonder invoerrechten of andere belemmeringen.
Protectie: Maatregelen waarmee een land zijn eigen economie beschermt tegen buitenlandse concurrentie.
Sociale ongelijkheid: Ongelijke verdeling van inkomen, werk, opleiding of kansen tussen mensen of bevolkingsgroepen.
Regionale ongelijkheid: Grote verschillen in welvaart en ontwikkeling tussen gebieden in een land of de wereld.

Slide 24 - Slide

Begrippen
Culturele globalisering: Het verspreiden en mengen van culturen wereldwijd, bijvoorbeeld via media, mode of muziek.
Tijd-ruimtecompressie: Proces waarbij afstanden in tijd en ruimte relatief ‘kleiner’ worden door technologische ontwikkelingen.
Vestigingsfactoren: Redenen voor bedrijven om zich ergens te vestigen, zoals lage lonen of gunstige ligging.
Pushfactor: Reden waarom mensen vertrekken uit een gebied (bijv. armoede, oorlog).
Pullfactor: Reden waarom mensen ergens naartoe trekken (bijv. werk, veiligheid).
Migratie: Verplaatsen van mensen van het ene naar het andere gebied, meestal om economische of politieke redenen.
Mainport: Belangrijk internationaal knooppunt voor vervoer (bijv. haven Rotterdam, Schiphol).

Slide 25 - Slide