Zinsbouw

Zinsbouw
de volgorde van woorden in een zin
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Zinsbouw
de volgorde van woorden in een zin

Slide 1 - Slide

Deze les gaat over de opbouw van een vraagzin, beginnend met een vraagwoord of de persoonsvorm.
Daarnaast oefenen we de plaats van de ontkenning in de zin.
Een zin in het Nederlands
De belangrijkste regel hierbij is: 



de persoonsvorm komt altijd op de tweede plaats. 



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm

  • De persoonsvorm is geen persoon, maar een werkwoord. 
  • In elke zin staat altijd 1 persoonsvorm. 
  • Een persoonsvorm hoort bij de persoon in de zin (enkelvoud of meervoud). 
  • Een persoonsvorm verandert met de tijd: tegenwoordige tijd of verleden tijd.
  • Alle andere werkwoorden in de zin zijn altijd het hele werkwoord.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welke zin is juist?
A
Jaimie doet morgen rijexamen.
B
Jaimie morgen doet rijexamen.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Vraagzinnen
Bij een vraagzin staat de persoonsvorm vooraan.

Doet Jaimie morgen rijexamen?
Geeft  hij Ahmed een cadeau?
Haal  jij voor mij even de koffie?

Let op: staat jij achter de persoonsvorm? Dan geen t !

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Welke zin is juist?
A
Eet een patatje Bas?
B
Drinkt thee hij?
C
Eet zij een appel?
D
Drinkt jij thee?

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin is juist?
A
Raïsa vanavond komt thee drinken.
B
Raïsa komt thee drinken vanavond.
C
Raisa komt vanavond thee drinken.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin is juist?
A
De hond blaft de hele dag.
B
Blaft de hele dag de hond?
C
De hele dag de hond blaft.
D
Blaft de hond de hele dag?

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin is fout?
A
Ik kom elke dag op de fiets naar school.
B
Kom jij elke dag op de fiets naar school?
C
Kom jij elke dag naar school op de fiets?
D
Kom op de fiets jij elke dag naar school?

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

niet
Ik houd niet van sinaasappels.

Hij weet niet de weg naar het gemeentehuis.

Ik kom morgen niet naar school.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Vraagwoord
WWWWWH
wie
wat
waar
wanneer
waarom
hoe

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

?
?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Maak een zin met het vraagwoord:
wie?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin met het vraagwoord:
waar?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin met het vraagwoord:
waarom?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin met het vraagwoord:
wanneer?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions