H2.1 t/m H2.3 herhaling + vaardigheden_k

H2.1 t/m H2.3 herhaling 
1 / 35
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H2.1 t/m H2.3 herhaling 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

vraag
Wat valt je op aan de ligging van de meeste steden? Waarom liggen die daar?
Stedelijk netwerk
Een groep van steden in een land die onderling op tal van terreinen verbonden zijn.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoe noemen we zo'n stad als Bangkok?
Primate city.  Een stad die veel groter is dan de tweede grootste stad van een land. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Urbanisatie 
Het proces waarbij steeds meer mensen in de stad gaan wonen = urbanisatie of verstedelijking. 

In NL vanaf 1880. 
Waarom? 2 redenen. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Twee oorzaken van urbanisatie
1. 


2. Natuurlijke bevolkingsgroei, vaak zijn het jongeren die naar de stad gaan. Onder de jongeren ligt het geboortecijfer hoger dan bij bijvoorbeeld 50+ ers. 
Oorzaak
Oorzaak: Vanwege de ontdekking van de stoommachine en de industriële revolutie. Mensen op het platteland raakten werkloos omdat hun werk werd overgenomen door stoommachines in de fabrieken (deze stonden in de steden).  


Gevolg
De mensen die werkloos raakten op het platteland, verhuisden naar de stad toe om te gaan werken in de fabrieken. Hierdoor kwamen er meer mensen in de stad wonen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Stadsgewest
Betekenis van sub
Denk aan suburb = voorstad

Sub = voor of onder, vandaar suburbanisatie.

Slide 8 - Slide

Uitgebreider dan een agglomeratie. Door suburbanisatie vanaf jaren '60 ontstaan er nieuwe dorpen rondom de agglomeratie. 

Deze dorpen / wijken zijn vervolgens weer gericht op de centrale stad.
Suburbanisatie
Het proces waarbij steeds meer mensen van de stad op het platteland (kleine dorpjes) gaan wonen.

In NL vanaf 1960. 
Waarom?  Bekijk de plaatjes en beantwoord daarna de vraag. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

3 Redenen voor suburbanisatie.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Oefenen voor de toets H2.1 t/m 2.3
 
timer
10:00

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Noem de 4 kenmerken van een stad.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

wereldstad

megastad

hoofdstad
bestuurscentrum van land

10 miljoen inwoners

geen grote rol in wereld
 belangrijk op wereldniveau

geen grote rol in wereld.

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Waardoor ontstaan er in de armere landen krottenwijken?
A
Omdat mensen graag gangster willen zijn.
B
Om de arme mensen van de stad te scheiden van de rijke mensen.
C
Omdat er in een stad van oorsprong veel arme mensen leven.
D
Omdat in arme landen (te) veel arme mensen van het platteland naar de stad trekken om werk te vinden.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de twee krottenwijken is waarschijnlijk jonger. Links of rechts. Hoe zie je dat?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Welke van de twee krottenwijken is waarschijnlijk nieuwe. Links of rechts. Hoe zie je dat?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Hoe groter het schaalgetal hoe minder details!
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Als je van centimeters naar kilometers gaat, dan streep je .......nullen weg uit het schaalgetal
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel kilometer is 1 centimeter op deze kaart?
A
2 km
B
20 km
C
200 km
D
2000 km

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Spreiding van steden
3 factoren spelen een rol.
- Absolute ligging. (Kenmerken van het gebied waarin een stad ligt)
- Relatieve ligging. (Kenmerken van de ligging van een plaats ten opzichte van (in verhouding met) andere plaatsen)
- Koloniaal verleden. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Op wat voor plekken liggen steden als we kijken naar de absolute ligging? Geef 3 voorbeelden.

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Stel je bouwt een spoorlijn van stad A (een stad met al goede verbindingen met andere steden), naar stad B (een stad met slechte verbindingen), veranderd dan de relatieve ligging?
A
Ja alleen van stad A
B
Ja alleen van stad B
C
Ja, voor beide steden
D
Nee.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Verstedelijkingsgraad is....
A
Hoog in Nederland
B
Laag in Nederland
C
Hoog in Kenia
D
Laag in Kenia

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Verstedelijkingstempo =
A
Het percentage mensen wat in een stad woont.
B
De snelheid waarmee de verstedelijkingsgraad stijgt.
C
Hoog in rijke landen
D
hoog in arme landen

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn suburbs, waar liggen ze en wat voor mensen wonen hier?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Wat vindt je allemaal in het CBD?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Amerikaanse steden veranderen

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Bekijk het Model van een Amerikaanse stad in H2.3. Waar liggen de fabrieken? Waarom daar?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Waarom zijn niet westerse steden vaak chaotische opgebouwd?

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Tips leren toetsweek
Actief leren, gebruik de leerdoelen!
Doornemen opdrachten huiswerk, herhaling, verdieping
Huiswerk nakijken!

Volledig antwoord geven toets:
-Herhaal vraag in het antwoord!

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Voorbereiden toetsweek
Samenvatten/mindmappen
Overhoren
Opdrachten doornemen/ nakijken
Oefenen vaardigheden
Vragen stellen

Slide 35 - Slide

This item has no instructions