Taal/spelling groep 8, hh thema 2, les 7 en 9

OW + LV + MV
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
(gezegde)

Dit zijn zinsdelen
1 / 24
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

OW + LV + MV
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
(gezegde)

Dit zijn zinsdelen

Slide 1 - Slide

ZINSDELEN

     Ik geef instructie aan groep 8.
    
    geef = gezegde
    ik = onderwerp
    instructie = lijdend voorwerp (LV)
    aan groep 8 = meewerkend voorwerp (MV)


Slide 2 - Slide

Welk zinsdeel vind je door te vragen 'wie (of wat) + gezegde?

Slide 3 - Open question

Welk zinsdeel vind je door te vragen 'wat (of wie) + gezegde + onderwerp?

Slide 4 - Open question

Wat is het onderwerp?

Vrijdag gaf meester Bart een woordenschatles.
A
gisteren
B
gaf
C
meester Bart
D
een woordenschatles

Slide 5 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Gisteren maakten wij extra bij les 2 en 4
A
Gisteren
B
maakten
C
wij
D
extra bij les 2 en 4

Slide 6 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

De jarige trakteert op chips aan de familie.
A
De jarige
B
de familie
C
chips
D
aan de familie

Slide 7 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Wij gaan brood kopen.
A
kopen
B
gaan
C
brood
D
wij

Slide 8 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Emmy kladdert het tafelblad vol.
A
Emmy
B
vol
C
kladdert
D
tafelblad

Slide 9 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Ik lees Jan een verhaaltje voor.
A
een verhaaltje
B
lees
C
Jan
D
ik

Slide 10 - Quiz

onderwerp
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
heeft
aan de patiënt
De dokter
nieuwe pillen
gegeven.

Slide 11 - Drag question

onderwerp
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
ben
een vliegtuig
Ik
woei woei

Slide 12 - Drag question

onderwerp
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
wil
Een bos bloemen
Frans Bauer
aan zijn vrouw
geven.

Slide 13 - Drag question

Vul de samentrekking in
In het cirus zie je grote mensen en kleine mensen

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Het voorgesprek en nagesprek gingen erg goed

Slide 16 - Open question

Ik eet een appel en ik eet een banaan.

Slide 17 - Open question

Het publiek klapt hard en het publiek juicht hard na de voorstelling.

Slide 18 - Open question

Wat is de goede vorm van de persoonsvorm?

Slide 19 - Slide

De klas .. op schoolreisje
A
gaat
B
gaan

Slide 20 - Quiz

De hulpouders .. ook mee
A
mogen
B
mag

Slide 21 - Quiz

Een drietal meisjes .. wagenziek
A
is
B
zijn

Slide 22 - Quiz

Een hoop snoeppapier .. in de bus op de grond.
A
liggen
B
ligt

Slide 23 - Quiz

De brandweer .. in het huis
A
arriveert
B
arriveren

Slide 24 - Quiz