4.4 De opkomst van de islam

Par. 4.4



De opkomst van de islam

1 / 18
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Par. 4.4



De opkomst van de islam

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Je hebt je tekstboek nodig, verder heb je in een tabblad GWP openstaan
  • Uitleg bij par. 4.4
  • Filmpjes 
  • Quizvragen
  • Lees zelf de paragraaf, bekijk afbeeldingen en extra filmpjes bij Geschiedeniswerkplaats
  • Huiswerk voor de volgende les: maken par. 4.4
  • Vergeet niet de evaluatievragen aan het einde van deze LessonUp te maken. 

Slide 2 - Slide

Leerdoel
In deze paragraaf leer je: 
  • hoe de islam ontstond
  • hoe het Arabische rijk ontstond
  • hoe de samenleving en cultuur in de Arabische wereld zich ontwikkelden



Slide 3 - Slide

Kenmerkend aspect bij deze paragraaf: 
het ontstaan en de verspreiding van de islam

Slide 4 - Slide

Wat weet je al
over de islam?

Slide 5 - Mind map

Veel goden of één god? 
  • In de zesde eeuw geloofden de Arabieren in honderden goden
  • In de stad Mekka stond de Ka'aba: een grote zwarte steen
  • Op deze plek aanbidden de Arabieren hun goden
  • Ook mensen, waaronder veel handelaren, uit andere landen bezochten de Ka’aba en baden er tot hun goden.
  • Mekka lag aan een kruispunt van handelswegen en was een belangrijke handelsstad.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Mohammed 
  • Mohammed was een handelaar uit Mekka. 
  • In een droom, een visoen, vertelde een engel dat er maar één god is, Allah.
  • Mohammed vertelde de mensen in Mekka over zijn droom, maar bijna niemand wilde naar hem luisteren. 
  • De meeste mensen moesten niets van Mohammed hebben en joegen hem en zijn volgelingen de stad uit

Slide 8 - Slide

Van Mekka naar Medina
Jaartal: 622

  • Mohammed vlucht naar Medina
  • Dit is het begin van de islamitsche jaartelling 
  • In deze stad woonden veel joden en christenen, ook zij geloven in één god (monotheïsme).
  • Mohammed, die zich profeet van Allah noemde, kreeg veel aanhangers. 
  • Zij noemden zich moslims en hun godsdienst de islam.

Slide 9 - Slide

Terug naar Mekka
Jaartal: 630

  • Met een grote groep moslims ging Mohammed terug naar Mekka (630)
  • Er werd gevochten en Mohammed won. Veel bewoners van Mekka werden toen alsnog moslim. 
  • Rond de Ka'aba werd een moskee gebouwd. Mohammed beval dat mensen bij de Ka’aba alleen nog tot Allah mochten bidden.
  • In 632 overleed Mohammed.
  • Na zijn dood breidde kaliefen het kalifaat uit door veroveringen.  Soms werd een veroveringsoorlog jihad genoemd.
  • Door de veroveringen ontstond een rijk dat zich in 750 uitstrekte van Portugal tot India.

Slide 10 - Slide

Ontstaan van Islam - Mohammed
Moren. Moslims die vanuit Marokko Spanje binnen vallen. 

Slide 11 - Slide

De islam
  • Islam betekent: 'onderwerping'
  • Het belangrijkste boek is de Koran of Qoer'ān (القرآن)
  • Volgens moslims zijn de woorden in de Arabische taal door Allah via de engel Djibriel aan Mohammed geopenbaard.
  • Daarnaast moet een moslim zich (zoveel mogelijk) houden aan de vijf zuilen, dit zijn godsdienstige verplichtingen.
  • Het vrijdaggebed in een moskee is voor mannen verplicht

Slide 12 - Slide

Vijf zuilen van de islam
geloofsbelijdenis (sjahada)
الشهادة
rituele gebeden (salat)
الصّلاة
geven aan armen (zakat)
زكاة
ramadan
(saum)
رمضان
pelgrimstocht 
(hadj)
الحجّ

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Arabische wereld
Vanaf 756 viel het Arabische rijk uit elkaar in meerdere rijken. Er kwam politieke verdeeldheid.
Op andere vlakken was er eenheid in de Arabische wereld: gebied met de Arabische cultuur.
In de Arabische wereld was:
  • een welvarende landbouwstedelijke samenleving met veel handel en nijverheid
  • de islam de staatsgodsdienst met   verdraagzaamheid  tegenover joden en christenen, omdat zij in dezelfde god geloofden.
  • een bloeiende wetenschap, waardoor kennis uit de oudheid bewaard bleef. 

Slide 15 - Slide

Huiswerk
  • Maak voor de volgende les de opdrachten van par. 4.4.
  • Kijk ook naar de tip onder de vraag.
  • Verbeter de opdrachten als je bij controle ziet dat je antwoord niet   goed is.
  • Maak evt. extra opdrachten die je krijgt om de stof beter te begrijpen   of die een extra uitdaging geven als je daar aan toe bent.
  • Het is voor jezelf fijn als je eventuele vragen over hoofdstuk 4 voor   jezelf op papier zet. Je kunt deze nog stellen in de volgende les of   tijdens een KWT-uur.

Slide 16 - Slide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 17 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 18 - Open question