V4 Latijn vr 16 dec

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

V4 Latijn

Dinsdag 20 december 

Wat gaan we doen?

• Vragen over de vorige weektaak 
  
• NcI
  
• Toetsstof TW2
  
• Quiz tekst 3: Verzoening
• Puzzel tekst 4: Rivaliteit
  
• Werken aan de weektaak
  

Vragen over de vorige weektaak?

Uitwerking op de ELO

Wat weet je over de NcI?

AcI afh. v. dico

puerum: OW v. AcI

legere: ww.gez. v. AcI

NcI afh. v. dicitur

puer: OW v. NcI

legere: ww.gez. v. NcI

De NCI

Nominativus cum infinitivo

vgl. AcI:

• De AcI hangt altijd af van een actieve pv: 
• dico illam puellam canere
• 'ik zeg dat dat meisje zingt'

De NCI

• De NcI hangt altijd af van een passieve pv: 
• dicitur illa puella canere
• Er wordt gezegd dat dat meisje zingt' (lett: het meisje wordt gezegd te zingen)

Zie Hor. Ode III.20: fertur [arbiter pugnae posuisse nudo sub pede palmam] et leni recreare vento sparsum odoratis umerum capillis

Vragen over de vorige weektaak?

Uitwerking op de ELO

Tekst 3 en 4

Er is geen woordenlijst, wel een werkvertaling.

Het gaat er uiteindelijk om dat je het Latijn snapt:

• Betekenis van de woorden
• Grammaticale constructies
• Inhoud
• De vertaling is een hulpmiddel.

III.9

3. Verzoening

r.1: tibi

1. gen.
2. dat.
3. abl.
4. acc.

r.2: potior

1. ww
2. bvnw

r.2-3: candidae congrueert met cervici

1. ja
2. nee
3. alleen als het onzijdig is

r.4: De koning van de Perzen geldt als het summum van geluk.

1. ja
2. nee
3. Alleen Xerxes
4. Alleen Darius III

r.5: alia is:

1. nom. V. ev
2. abl. V. ev.
3. nom. O. mv.
4. acc. O. mv

rr.5-8: Nadat Horatius het had uitgemaakt, daalde Lydia in achting bij de 'omgeving'

1. ja
2. nee

Welk woord / welke woorden congrueren met Chloe (r.9)?

1. dulces
2. docta
3. sciens
4. qua

r.12: superstiti

1. ppp. nom. m. mv v. supersisto
2. ppp. gen. m. ev v. supersisto
3. ppa. dat. v. ev. v. superstio
4. anders, nl:

r.13: torret

1. indicativus praesens
2. conjunctivus
3. indicativus futurum

r.17: prisca Venus

is een:

1. metoniem
2. metafoor
3. hyperbool
4. allitteratie

r.23: Hadria congrueert met:

1. tu
2. cortice
3. improbo
4. ingesl. OW v. amem

r.22-23: levior cortice en inprobo iracundior Hadria zijn in de context positieve eigenschappen.

1. ja
2. nee

III.20

Rivaliteit

Magistermail: link naar puzzel

www.xwords-generator.de

Weektaak 50

Uitwerking op de ELO