communiceren met de doelgroep zemb introductie

communicatie met de doelgroep 

ZEMB
1 / 17
next
Slide 1: Slide
GehandicaptenzorgMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

communicatie met de doelgroep 

ZEMB

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Behoefte aan intimiteit en genegenheid is basaal. 
Een baby en een persoon met een zeer laag ontwikkelingsniveau kan alleen contact ervaren d.m.v. zijn nabijheidszintuigen: 
Lichamelijk contact en Aanraking zijn van groot belang! 
Luisterafstand: 1 meter per ontwikkelingsjaar! 
 Met het gehoor staat het kind permanent in verbinding met de buitenwereld.  Het horen van bepaalde geluiden = nabijheid en  veiligheid geven.

Slide 7 - Slide

Dreumes (1 tot 2 jaar)
  • Oogcontact speelt in deze fase een grote rol, omdat een dreumes veel informatie uit je gezichtsuitdrukking haalt.
  •  Hij begrijpt vaak nog niet de inhoud van wat je zegt, waardoor hij nog meer gefocust is op de gezichtsuitdrukking. 
  • Als je op ooghoogte met de dreumes zit, kan hij de gezichtsuitdrukking het best lezen. Bovendien komt dit minder bedreigend over.
  •  De dreumes haalt veel informatie uit jouw intonatie en stemgebruik. Als je bijvoorbeeld boos bent, laat je dat in je stem doorklinken. De dreumes wil graag serieus genomen worden. ‘gewone’ stem. 
  • Voor de taalontwikkeling is het zaak dat je korte, duidelijke zinnen gebruikt. Ook hier geldt dat je goed benoemt wat je doet.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

het maken van een alertheidsprofiel
1. Bepalen van de alerte momenten op een dag (formulieren A en B).
2. Bepalen van de invloed van verschillende stimuli (visueel, tactiel en auditief) op
de alertheid (formulier C).
3. Schrijven van een alertheidsprofiel voor de geobserveerde persoon (formulier
D).

Slide 14 - Slide

Visuele stimuli (V):
Personen of materialen die zich in het blikveld van de geobserveerde persoon
bevinden, zoals spiegels, speelgoed, lampen.
Auditieve stimuli (A):
Praten tegen de persoon of ander geluid dat expliciet gericht is op de geobserveerde
persoon, zoals muziek maken, voorlezen.
Continue achtergrondmuziek wordt niet gezien als een auditieve stimulus.
Tactiele stimuli (T):

De geobserveerde persoon raakt een andere persoon of materiaal aan dat dichtbij is of
wordt aangeboden, of de persoon wordt aangeraakt. Hierbij kan het gaan om
aanraking van alle delen van het lichaam, tegelijk of afzonderlijk, zoals masseren,
knuffelen, geven van diepe druk, de persoon laten voelen aan (verschillende)
materialen, trilmaterialen.

 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide