Week 40 B+

1 / 23
next
Slide 1: Slide
Nieuwsbegrip week 40PraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

In deze les.
Les doelen
Opdrachten & Lezen
Evalueren
Eindopdracht maken
Wist je dat? ....
Op de rode plekken, daar leven de tijgers.
Dat is in het continent: Azië.

Slide 2 - Slide

Les doelen.
In deze les ga ik leren:
Lesdoel 1
Ik weet waar Kazachstan ligt
Lesdoel 2
Ik kan dierentuinen in Nederland opzoeken
Lesdoel 3
Ik weet wat de volgende woorden betekenen: oudsher, populatie & schuchter betekenen
Lesdoel 4
Ik weet hoe ik signaalwoorden &aanvulzinnen kan gebruiken en moet inzetten

Slide 3 - Slide

Opdrachten
We gaan nu opdrachten maken.
1. Begrijpend lezen opdrachten
2. Woordenschat opdrachten
Wist je dat? ....
Er is een discussie tussen 'wetenschappers'.
Sommige mensen zeggen dat er 6 soorten Tijgers zijn.
Sommige mensen zeggen dat er 2 soorten tijgers zijn.
Wist je dat? ....
Er zijn drie soorten tijgers uitgestorven. 

Witte tijger is een Balinese tijger. 
Foto
Dit is de Javaanse tijger
Foto 2
Dit is de Kaspische tijger.
De grootste tijger dier ooit heeft geleefd.
Ongeveer 3 meter (dat 6 keer je arm!!) en kon wel 250 kilo wegen.

Slide 4 - Slide

Dit is deel 1
Aanvulzinnen & Signaalwoorden

Slide 5 - Slide

Deel 1: Signaal woorden - uitleg
Er komen wat opdrachten die te maken hebben met signaalwoorden.
Een signaalwoord is een woord waarbij je verbanden kunt leggen.
  • Signaalwoord voor een oorzaak of reden:
    bijvoorbeeld: want, omdat, namelijk en door.
  • Signaalwoord voor een opsomming:
    ten eerste, ten tweede, en, ook, verder
  • Signaalwoord voor tegenstelling (tegenovergesteld)
    maar, toch, echter, hoewe
    l
  • Signaalwoord voor voorbeelden:
    Zoals

Slide 6 - Slide

Vul aan:
Twee tijgers zijn van Nederland naar Kazachstan verhuisd, omdat _______________
Niveau C vraag

Slide 7 - Open question

Signaalwoord: tegenstelling of reden, vul het in, in onderstaande zin in.

Dat zal nog heel lang duren, __________________________ de eerste jaren zullen de
welpen bij hun moeder moeten blijven. Van haar moeten ze

Slide 8 - Open question

Vul aan: Twee tijgers zijn van Nederland naar Kazachstan verhuisd, maar _______________
Niveau C vraag

Slide 9 - Open question

Signaalwoord: tegenstelling of reden, vul het in, in onderstaande zin in.

De tijgers vlogen vanaf Frankfurt naar Kazachstan, __________________________
er daarvandaan een directe vlucht naar Kazachstan ging en vanaf Schiphol niet.

Slide 10 - Open question

Deel 2: Begrijpend lezen
Er komen wat opdrachten die je door de tekst goed te lezen, kan beantwoorden.

Slide 11 - Slide

Lees de inleiding
Waarom zijn de twee tijgers uitgezet in Kazachstan?
Noem de belangrijkste reden uit de inleiding.

Slide 12 - Open question

Lees: Lange reis

Anna Paulowna ligt veel dichter bij luchthaven Schiphol dan bij Frankfurt. Waarom gingen de tijgers dan toch helemaal naar Frankfurt met de bus?
Afstand

Slide 13 - Open question

Lees: Geen garantie

Waarom is er geen garantie op succes?
Noem drie redenen die Gert Polet noemt in dit stukje.

Slide 14 - Open question

Deel 3: Woordenschat

Slide 15 - Slide

Wat zijn welpen?
A
Een volwassen tijger
B
Een jong van een dier.
C
De familie

Slide 16 - Quiz

Wat is een reservaat?
A
Een gebied wat beschermd is
B
Een gebied waar je gewoon mag komen
C
Een gebied waar mensen en dieren samenleven

Slide 17 - Quiz

Wat betekent: 'populatie'?
Niveau C vraag
A
Grote tijgers in Nederland
B
Een groep in een gebied
C
Grote tijgers in Kazachstan

Slide 18 - Quiz

Wat betekent: 'schuchter'?
A
Bang / angstig
B
Blij / gezellig
C
Verdrietig
D
Boos / Wanhopig

Slide 19 - Quiz

Wat betekent van 'oudsher'?
A
Sinds heel kort
B
Sinds een aantal dagen
C
Sinds een aantal maanden
D
Sinds heel lang

Slide 20 - Quiz

Wat betekent: 'voortplanting'?
Niveau C vraag
A
Grote tijgers in Nederland
B
Een groep in een gebied
C
Dat iemand geen kinderen/jong kan krijgen
D
Dat iemand wel kinderen/jong kan krijgen

Slide 21 - Quiz

Eindopdracht
  • Zoek op & schrijf op!:
  • Je gaat op zoek naar dierentuinen in Nederland.
  • Hoeveel dierentuinen heeft Nederland?
  • In welke stad zit deze dierentuin?
  • In welke dierentuin hebben ze tijgers?

Slide 22 - Slide

Les doelen behaald?
Ik weet hoe ik een signaalwoord moet gebruiken
Ik weet waar Kazachstan ligt
Ik weet wat woorden als: van oudsher,populatie en schuchter betekenen
Ik weet hoeveel dierenparken Nederland heeft en waar deze liggen
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja
Nee
Nee

Slide 23 - Drag question