Les 5

T4_3 Literaire begrippen en ontwikkeling
Les 5
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

T4_3 Literaire begrippen en ontwikkeling
Les 5

Slide 1 - Slide

T4_3 Literaire begrippen en ontwikkeling
Programma:
Uitleg
Zelfstandig werken
Afronding

Lesdoelen:
- aan het einde van de les heb je het proefwerk besproken;
- weet je hoe het werkwoordspellingalgoritme werkt;
- en hoe je samenstellingen (zonder en met tussen-n of -s) schrijft.

Slide 2 - Slide

Hoe bepaal je de persoonsvorm?

Slide 3 - Open question

Wanneer gebruik je 't ex-kofschip (de uitschuifpik-x, etc.)?

Slide 4 - Open question

Wat is een samenstelling?
A
Zelfstandig naamwoord + zelfstandig naamwoord
B
Wanneer je van twee woorden een nieuw woord maakt
C
Wanneer je van twee afleidingen een woord maakt
D
Bijvoeglijk naamwoord + zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quiz

117 Werkwoordspelling

Slide 6 - Slide

Check: verbeter onderstaande zinnen

De boer ging zijn gewassen snel oogstten.
Elza heeft beloofd dat ze de brief vandaag nog bezorgd.
De kinderen hoorde dat het feest niet doorging.

Slide 7 - Open question

119 Samenstellingen
Samenstellingen > schrijf je aan elkaar: alineaovergang, sciencefictionroman
Schrijf op wat je hoort: huiswerkbegeleiding
Moeilijk te lezen? Koppelteken: video-installatie

Samenstellingen met een tussen-n: zn op -en (pannenkoek) of zn eindigend met een toonloze e (sjwa) (invalidenparkeerplaats)

Samenstellingen zonder tussen-n: eerste deel > geen meervoud (tarwebrood), alleen meervoud op -s en/of -en (scorekaart - groentesoep), eerste deel werkwoord/versterkend woord (huilebalk - beresterk), niet goed herkenbaar (ruggespraak), persoon/zaak waar er maar één van is (maneschijn)

Samenstellingen met tussen-s: schrijf een -s- wanneer je hem hoort (vissersboot, ook: vissersschuit)




Slide 8 - Slide

130 Aaneenschrijven
Twee of meer woorden die je samenvoegt, schrijf je meestal aaneen: autpbandventieldopjesverkoper.

1. Samengeselde zelfstandige naamwoorden: longfunctieonderzoek (long+functie+onderzoek), ook bij hogesnelheidstrein (hoge+snelheid+s+trein)

2. Samengestelde bijvoeglijke naamwoorden: alcoholvrij (alcohol+vrij)

3. Samengestelde werkwoorden: gebruikmaken, koffiezetten, vioolspelen, maar: bezwaar maken, ter beschikking stellen > raadpleeg Groene Boekje
4. Voornaamwoordelijke bijwoorden (er, daar, hier en waar): erin, daarvoor, hierdoor, waartegenover
5. Getallen tot duizend: tweeëntwintig, zesduizend, drie miljoen
6. Let op bij betekenisverschil: tenslotte vs ten slotte





Slide 9 - Slide

136 Interpunctie
Leestekens = interpunctie

- Afsluiten zin: . / ? / ! 
Punt > einde van de zin
Vraag > uitroepteken
Uitspraak of enthousiasme> uitroepteken
'Heb jij nog nooit alcohol gedronken??????'
- De komma: tussen delen van een opsomming, voor voegwoorden en voor bijzinnen, achter een aangesproken persoon, voor een tussenwerpsel (Hé,), achter een bijstelling, tussen twee gezegdes, bij een bijwoord (die, dat, wat) en om verkeerd lezen te voorkomen  
- De puntkomma: tussen twee zinnen of bij langere opsommingen
- Dubbele punt: bij citeren, voor een opsomming
- Aanhalingstekens: bij een citaat of om iets aan te duiden
- Haakjes/aandachtsstreepjes: extra informatie of aandact vestigen op een woord(groep)




Slide 10 - Slide

136 Interpunctie
1. Ik heb vandaag een leuke dag. / Heb ik vandaag een leuke dag? / Ik heb vandaag écht een leuke dag!
2. Ik zoek een enthousiaste, ervaren collega. / Ik heb bier, wijn en Bacardi gekocht. / Rosa, geef jij me de Bacardi eens aan? / Ach, drink eens door! / Ze was brak, nadat ze gisteren te veel gedronken had, brak. /  Ze was brak, want ze had te veel gedronken. 
3. Ze weet dat ze niet tegen alcohol kan; de drank is haar uitvlucht. 
4. Mevrouw Derksen zei: 'H4d, drink eens niet zoveel alcohol!' / Het aantal leerlingen dat alcohol drinkt in H4d, is sterk toegenomen: 20 van de 24 leerlingen drinkt. 
5. Hij wilde 'stoer' doen, door alcohol te drinken.
6. Onze docent(e) drinkt nooit alcohol. / Onze docent Nederlands - in afwachting van haar herkansing -  zal een fles wijn opentrekken. 

Slide 11 - Slide

Zelfstandig werken
Maak opdracht 3, 4, 5, 6, 7 en 12

Slide 12 - Slide

Afronding
Huiswerk: afmaken 7 en 12

Lesdoelen: 
- aan het einde van de les heb je het proefwerk besproken;
- weet je hoe het werkwoordspellingalgoritme werkt;
- en hoe je samenstellingen (zonder en met tussen-n of -s) schrijft.

Slide 13 - Slide

Lesdoelen behaald?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz