What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Hoofdstuk 2.3.2 t/m 2.4.1 Bedrijfseconomie T1A
Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 2 - inkoopprijs en verkoopprijs
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Bedrijfseconomie
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
120 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 2 - inkoopprijs en verkoopprijs
Slide 1 - Slide
Inkoop
Netto inkoopprijs
100%
BTW
+
9%
+
Inkoopfactuurprijs
109%
OF
Netto inkoopprijs
100%
BTW
+
21%
+
Inkoopfactuurprijs
121%
'
Inkoopfactuurprijs 109%
BTW -
9% -
Netto inkoopprijs 100%
OF
Inkoopfactuurprijs 121%
BTW -
21% -
Netto inkoopprijs 100%
(Bruto inkoopprijs)
(Bruto inkoopprijs)
(Bruto inkoopprijs)
(Bruto inkoopprijs)
Slide 2 - Slide
Verkoop
Netto Verkoopprijs
100%
BTW
+
9%
+
Consumentenprijs
109%
OF
Netto verkoopprijs
100%
BTW
+
21%
+
Consumentenprijs
121%
Consumentenprijs
109%
BTW -
9% -
Netto verkoopprijs
100%
OF
Consumentenprijs
121%
BTW -
21% -
Netto Verkoopprijs
100%
(Bruto verkoopprijs)
(Bruto verkoopprijs)
(Bruto verkoopprijs)
(Bruto verkoopprijs)
Slide 3 - Slide
BTW afdragen
Ontvangen BTW (verkopen)
aan de belastingdienst geven
Betaalde BTW (inkopen)
Krijg je terug van belastingdienst
Ontvangen BTW (verkopen)
Betaalde BTW (inkopen)
-
Af te dragen BTW
Slide 4 - Slide
Huiswerk nakijken
Slide 5 - Slide
Brutowinstopslag
Netto inkoopprijs
100%
+Brutowinstopslag
+ 10%
Nettoverkoopprijs
110%
Bij brutowinstopslag is de
netto inkoopprijs
ALTIJD
100%
De
nettoverkoopprijs
is ALTIJD
meer dan 100%
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Te betalen btw is de btw die......
A
je als bedrijf voor de inkoop hebt betaald en nu moet betalen aan de fiscus.
B
Wat je als bedrijf terug krijgt van de fiscus
C
je als bedrijf hebt ontvangen en nu moet betalen aan de fiscus.
D
Wat je als consument aan de fiscus moet betalen
Slide 8 - Quiz
De verkoopprijs inclusief btw is lager dan de verkoopprijs exclusief btw
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Btw is een voorbeeld van
A
directe belasting
B
indirecte belasting
C
meestal een directe belasting
D
meestal een indirecte belasting
Slide 10 - Quiz
Soms staat er bij een prijs "exclusief BTW".
Zit er dan wel BTW of geen BTW in die prijs?
A
wel BTW
B
geen BTW
Slide 11 - Quiz
Het btw-bedrag dat een bedrijf ontvangt van zijn klanten moet:
A
Het bedrijf afstaan aan de belastingdienst
B
Het bedrijf terugvragen aan de belastingdienst
C
Het bedrijf bij de omzet meetellen
D
Het bedrijf verdelen over de werknemers
Slide 12 - Quiz
Bij welke benaming is de verkoopprijs exclusief btw?
A
Bruto verkoopprijs
B
Consumentenprijs
C
Netto verkoopprijs
D
Inkoopfactuurprijs
Slide 13 - Quiz
Valt het volgende product onder de 9% BTW of 21% BTW
A
9%
B
21%
Slide 14 - Quiz
De consumentenprijs is altijd
exclusief BTW
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
BTW is een afkorting.
BTW staat voor ...
A
belasting over de toenemende waarde
B
belasting tegen waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting over de toegevoegde waarde
Slide 16 - Quiz
Als het te vorderen btw-bedrag hoger is dan het te betalen btw-bedrag krijgt het bedrijf btw terug (terug te ontvangen btw)?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
De consumenten prijs is €67 (inclusief BTW), de BTW is 21%. Wat is de prijs zonder BTW?
A
€52,93
B
€55,37
Slide 18 - Quiz
Wanneer er wordt gesproken over brutowinstopslag, dan is de inkoopprijs gesteld
A
% boven het 100
B
% onder het 100
C
100%
D
50%
Slide 19 - Quiz
Waartoe leidt: inkoopprijs + brutowinstopslag?
A
Verkoopprijs inclusief BTW.
B
Inkoopprijs exclusief BTW.
C
Verkoopprijs exclusief BTW
D
Inkoopprijs inclusief BTW.
Slide 20 - Quiz
Bij de brutowinstopslag is de inkoopprijs 100%
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
De inkoopprijs van een product is 20 euro. De brutowinstopslag 25%. Wat is de verkoopprijs?
A
€ 45
B
€ 15
C
€ 25
D
€ 30
Slide 22 - Quiz
Een ondernemer berekent een brutowinstopslag van 50%. De inkoopprijs van het te verkopen product bedraagt € 40,-. Bereken de verkoopprijs
A
20
B
60
C
80
D
15
Slide 23 - Quiz
De brutowinst op een courgette is € 0,50. De brutowinstopslag bedraagt 40% van de inkoopprijs. Bereken de verkoopprijs
A
€ 1,-
B
€ 1,75
C
€ 2,-
D
€ 1,25
Slide 24 - Quiz
Huiswerk
2.14 t/m 2.19
Slide 25 - Slide
More lessons like this
Leerjaar 3 Hst 5 les 3
March 2020
- Lesson with
17 slides
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Hoofdstuk 2 inkoopprijs en verkoopprijs 1C
December 2023
- Lesson with
27 slides
Bedrijfseconomie
MBO
Studiejaar 1
Hoofdstuk 9
November 2022
- Lesson with
14 slides
Bedrijfseconomie
MBO
Studiejaar 2
Commercieel H4 | Hoe bepaal je de prijs van artikelen? deel 1
August 2020
- Lesson with
19 slides
Economie & Ondernemen
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Oefening Prijs en Omzet
February 2024
- Lesson with
28 slides
Bedrijfseconomie
Retail
MBO
Studiejaar 2
Herhaling + Hoofdstuk 3 + Hoofdstuk 4
November 2022
- Lesson with
15 slides
Bedrijfseconomie
MBO
Studiejaar 1
Hoofdstuk 8.4.3 Bedrijfseconomie TR2-N4
October 2022
- Lesson with
22 slides
Bedrijfseconomie
MBO
Studiejaar 2
Hoofdstuk 2.4.1 t/m 2.4.2 Bedrijfseconomie T1A
October 2022
- Lesson with
19 slides
Bedrijfseconomie
MBO
Studiejaar 1