Semana 1: DIA DE MUERTOS

• Spaans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1,2

CLASE 1: día de muertos

Bienvenid@s!

Hoy es 7 de noviembre

Plan para hoy:

1. Plan PROYECTO (presentaciones)

2. CULTURA: Día de muertos

Pausa 11.15/11.20

3. Last day to work on proyecto

Qué sabes del día de muertos?

La catrina

Dit elegante, vrouwelijke skelet heet 'la Catrina'. Ze is een icoon van Día de Muertos. 

De betekenis is: Hoe rijk je ook bent, of hoe hoog je status ook is in het leven, uiteindelijk gaat iedereen dood en verander je in een skelet. 

Calavera = schedel

De schedels en skeletten staan op de Dag van de Doden symbool voor de dood, het leven en de wedergeboorte. Oftewel, de cyclus van het leven. 

Vaak zijn het schedels en skeletten met een brede lach, omdat iedereen op deze dag blij is dat ze weer worden herenigd met de doden. 

Calaveras de azúcar: In de 17e eeuw kwam de trend om kunst te maken van suiker naar voren. Veel geld was er niet, maar suiker was er in overvloed. De schedels werden op het graf en bij een altaar in huis geplaatst zodat de geest van de overledene de weg terug naar huis op aarde kon vinden. De schedels van suiker stonden voor een verloren dierbare waarvan de ziel niet meer op aarde is. 

On the Day of the Dead, the skulls and skeletons symbolize death, life and rebirth. In other words, the cycle of life. 

They are often skulls and skeletons with big smiles, because on this day everyone is happy to be reunited with the dead.

Calaveras de azúcar: In the 17th century, the trend to make art from sugar emerged. There wasn't much money, but sugar was plentiful. The skulls were placed on the grave and at an altar in the home so that the spirit of the deceased could find its way back home to earth. The sugar skulls represented a lost loved one whose soul is no longer on earth.

1. Wat is het Spaanse woord voor schedel?

1. skula
2. calavera
3. skeleta
4. azúcar

2. Wat is de betekenis van de 'calavera'?

1. Leven, dood en wedergeboorte
2. De dood
3. Het leven
4. Familie

3. Waarom staan er 'calaveras' van suiker op het altaar tijdens Día de Muertos?

1. Zodat de kinderen die kunnen eten
2. Omdat de doden van zoetigheid houden
3. Als symbool voor armoede
4. Om de overleden zielen naar het altaar te leiden

4. Waarom is de viering van Día de Muertos voor Mexicaanse families zo belangrijk?

Día de muertos en alle symbolen die daarbij horen, zoals de calavera, zijn een viering van een oude traditie die families verenigt...

zelfs met hun voorouders. 

Día de Muertos - ofrendas (offerings)

Goudsbloem

Wat zie je op dit altaar?

Foto's

Skelet

Kaarsen

Drank

Eten

Papel picado slinger

Op deze afbeelding zie je een altaar gemaakt voor Día de Muertos. Druk op de verschillende hotspot om meer te weten te komen wat erop een altaar staat. 

Foto credits: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Altar_de_D%C3%ADa_de_Muertos_en_Actopan,_Hidalgo,_M%C3%A9xico_(2017)._23.jpg 

foto

papel picado

Tradiciones

Halloween: truco o trato

Día de los muertos: altar

Todos los santos: flores cementerio

Comida

Halloween: manzanas / golosinas

Día de los muertos: pan de muertos

Todos los santos: huesos de santo

¿Se celebra en vuestra familia un día similar al Día de los muertos? ¿Cómo se honra a los difuntos?

Buenos días!

GR.11b

1. Repaso/review:  verbo tener y ser - online 

2. Presentaciones:

CUBA: Lara, Ciara, Noam, Nina

COLOMBIA: Nawaal, Chaymae, Sara

GHANA: Efua

Hoy es ocho de noviembre

¿Recuerdas?

1. Yo ___________ simpática.
2. Él __________ aburrido.
3. Nosotros ___________ activos.
4. Ella ___________ inteligente.
5. Tú ___________ divertido.

Practicamos:

1. Yo soy simpática.
2. Él es aburrido.
3. Nosotros somos activos.
4. Ella es inteligente.
5. Tú eres divertido.

Practicamos:

1. Wij hebben honger

2. Hij is docent

3. Jij bent slim/inteligent

4. Ik ben colombianse

5. Ze (female) hebben het warm

SER

es

eres

soy

son

somos

sois

yo

ellos/-as/ustedes

él/ella/usted

nosotros/-as

tu

vosotros/-as

¡Hola! yo __________(ser) Francis. 

Él ___________ (ser) español. 

Ellos  _______________(ser) amigos. 

¿De dónde ___________ (ser) tú?

Nosotros _____ (ser) de Barcelona.

soy

es

son

eres

somos

Tener:hebben

Tener: hebben

Yo

Él, ella, usted

Tú

 Nosotros

Vosotros

Ellos, ellas, ustedes

Tengo

Tienes

Tiene

Tenemos

Tenéis

Tienen