Beeldspraak

Beeldspraak
"Vergelijken blijft de beste manier om iets uit te leggen wat een ander nog niet kent"
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Beeldspraak
"Vergelijken blijft de beste manier om iets uit te leggen wat een ander nog niet kent"

Slide 1 - Slide

Vergelijking
We vergelijken twee zaken met elkaar. Een object en een beeld.

Zijn auto lijkt wel een wrak.
Haar hond leek wel een misvormde alien. 

Slide 2 - Slide

Soorten vergelijkingen
Vergelijking met als: Honger als een paard
Vergelijking zonder als: Dat meisje is een wijsneus
Vergelijking met van: een boom van een vent

Slide 3 - Slide

Metafoor
Er worden weer twee zaken met elkaar vergeleken. Maar: bij een metafoor wordt het object niet genoemd.

De nieuwe docent kwam aanrijden in zijn oude wrak.

Slide 4 - Slide

Personificatie
Een levenloos ding wordt voorgesteld als een levend wezen. 

Stofdeeltjes dansten door de lucht.
Dit hoofdstuk bespreekt verschillende vormen van beeldspraak.

Slide 5 - Slide

Metonymie
Je zegt niet rechtstreeks wat je bedoelt, maar gebruikt een woord dat ermee te maken heeft. Je noemt een deel van het geheel. 
-Even de koppen tellen.
-Ik zou wel een Rembrandt willen hebben

Slide 6 - Slide

'Je brief glimlachte me toe'
Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 7 - Quiz

De laatste loodjes wegen het zwaarst.

Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 8 - Quiz

De hockeydames wonnen goud op de Spelen.
Dit is een...
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 9 - Quiz

Deze les is net zo leuk als een bezoek aan de Efteling.
Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 10 - Quiz

Na regen komt zonneschijn.

Dit is een
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie

Slide 11 - Quiz

Het leven is als een doos bonbons.

Dit is een
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 12 - Quiz

Wij hebben een Herman Brood boven de bank hangen.
Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 13 - Quiz

Spreekwoorden zijn altijd metaforen. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Bij een metafoor is altijd sprake van een beeld en een object. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Moskou reageert fel op de kritieken.

Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie

Slide 16 - Quiz

De toekomst lacht ons toe.

Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie

Slide 17 - Quiz

En dan nu aan de slag.
Maak:
opdracht 4 en 5 op blz. 14

Slide 18 - Slide

Opdracht 4 vraag 1
A
vergelijking met als
B
metafoor
C
metonymia
D
personificatie

Slide 19 - Quiz

Opdracht 4 vraag 2
A
vergelijking met als
B
metafoor
C
metonymia
D
personificatie

Slide 20 - Quiz

Opdracht 4 vraag 3
A
vergelijking zonder als
B
metafoor
C
metonymia
D
personificatie

Slide 21 - Quiz

Opdracht 4 vraag 4
A
vergelijking zonder als
B
metafoor
C
metonymia
D
personificatie

Slide 22 - Quiz

opdracht 4 vraag 5
A
vergelijking zonder als
B
metafoor
C
metonymia
D
personificatie

Slide 23 - Quiz

Opdracht 4 vraag 6
A
vergelijking met als
B
metafoor
C
metonymia
D
personificatie

Slide 24 - Quiz

opdracht 4 vraag 8
A
vergelijking zonder als
B
metafoor
C
metonymia
D
personificatie

Slide 25 - Quiz

opdracht 4 vraag 10
A
vergelijking met als
B
metafoor
C
metonymia
D
personificatie

Slide 26 - Quiz

Nakijken opdracht 5
a. vergelijking met als                            f. verandering van omgeving
b. vergelijking zonder als                     h. de 'ik' ziet op tegen een
c. personificatie, metafoor                       nieuwe dag.
d. vergelijking zonder als
e. vergelijking met van

Slide 27 - Slide