This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
5.4 meer genen in het spel
V4
Thema 5
Erfelijkheid
Slide 1 - Slide
Bestudeer de stamboom hiernaast.
Hoe erft deze ziekte (ingekleurd vierkantje/rondje) over?
A
dominant
B
recessief
C
dat is niet te bepalen in deze stamboom
Slide 2 - Quiz
Nogmaals dezelfde stamboom. In eerste oogopslag lijkt de ziekte X-chromosomaal over te erven.
Geef een aanwijzing uit de stamboom waaruit dit blijkt.
Slide 3 - Open question
Bestudeer de stamboom hiernaast.
De vraag is of de ziekte daadwerkelijk X-chromosomaal overerft.
Valt dat MET ZEKERHEID vast te stellen in deze stamboom?
A
ja, het is namelijk autosomaal
B
ja, het is namelijk X-chromomaal
C
beide zijn mogelijk; het is niet vast te stellen in deze stamboom
Slide 4 - Quiz
X-chromosomaal?
-Moeder recessief?(XaXa) ->zonen recessief (XaY)
-Vader dominant? (XAY) -> dochter dominant (XAXA of a)
Slide 5 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat een dihybride kruising inhoudt
Je kunt door middel van kruisingstabellen dihybride kruisingen uitwerken
Je kunt vraagstukken over dihybride kruisingen systematisch uitwerken
Je kunt, afhankelijk van het doel, dihybride kruisingen op twee verschillende wijzen uitwerken
Je kunt terugredenen wat geno- en fenotypen zijn van ouders als de fenotypeverhouding van het nageslacht gegeven is.
Slide 6 - Slide
Als er bij een kruising twee genen tegelijkertijd bestudeerd worden, dan wordt de kruising dihybride genoemd.
De vachtkleur bij runderen wordt bepaald door 1 gen. Het dominante allel leidt tot een zwarte vachtkleur, het recessieve allel zorgt voor rode kleuring
De vachttekening wordt bepaald door een ander gen. Het dominante allel zorgt voor een effen vachttekening. Het recessieve allel zorgt voor een bonte vachttekening
Slide 7 - Slide
Zie de kruising hiernaast.
Vachtkleur: A = zwart; a = rood Vachttekening: B = effen; b = bont
Wat is het genotype van de roodbonte stier? Wat kunnen de genotypen zijn van de zwart-effen koe?
Slide 8 - Open question
Gekoppelde overerving
Beide genen liggen op HETZELFDE
chromosoom
Onafhankelijke overerving
Beide genen liggen op VERSCHILLENDE
chromosomen
Slide 9 - Slide
Vachtkleur en vachttekening bij runderen erven onafhankelijk over.
We kruisen twee runderen met de volgende genotypen:
- Er is dus 1 allel van beide genen aanwezig in elke geslachtcel.
- Alle mogelijke chromosoomcombinaties moeten gemaakt worden.
Slide 10 - Slide
Noteer alle mogelijke genotypen van de eicellen van de oorspronkelijke koe (AABB). Doe dit ook voor de oorspronkelijke stier (aabb). Wat is het genotype van alle nakomelingen in de F1?
Slide 11 - Open question
Nu wordt de F1 (AaBb) onderling gekruist. Noteer alle mogelijke genotypen van de zaadcellen van dit rund.
Slide 12 - Open question
Hoe ziet dat er uit in de geslachtscellen?
Diploide cel VOOR
meiose
- heterozygoot voor beide allelen
- genen liggen op verschillende chromosomen
Zaadcellen NA meiose
- haploid: dus per chromosoompaar 1 exemplaar. Dus ook per gen 1 allel
- Altijd een lang en een kort chromosoom
- Welke van de twee lange in een dochtercel komen met welke van de twee korte is toeval
- Alle chromosoomcombinaties komen dus voor.
Slide 13 - Slide
Noteer de fenotypeverhouding van de runderen uit de F2 van deze kruising. (AaBb x AaBb) Doe dat als volgt: cijfer : cijfer : cijfer : cijfer
Slide 14 - Open question
fenotypeverhouding: 9 : 3 : 3 : 1
Wanneer is een dihybride kruisingstabel handig?
- creeren van overzicht
- inventariseren van alle mogelijkheden.
- bepalen van een fenotype verhouding
Wanneer is het niet handig?
- kansberekening voor 1 bepaald genotype/fenotype?
Slide 15 - Slide
Kan het dan ook anders? Jazeker!
Als je de kans wil berekenen voor één genotype, kan het ook als volgt:
Bij tomatenplanten komen genen voor voor bladlengte (L) en bladrand (R). Beide genen liggen op verschillende chromosomen(paren), dus ze erven onafhankelijk over. We voeren de volgende kruisingen uit.
P. lange, gave bladeren x korte, ingesneden bladeren
F1. 100% lang, ingesneden bladeren
F1 wordt onderling doorgekruist
Welk deel van de F2 heeft lange, gave bladeren?
Slide 16 - Slide
Uitwerkingsstrategie
1. Bepaal genotypen van P. generatie
2. Bepaal genotypen van F1. generatie
3. Bepaal kans in F2. voor de twee eigenschappen LOS van elkaar.
4. Vermenigvuldig deze losse kansen met elkaar.
Slide 17 - Slide
Stap 1: Bepaal genotype van P. generatie
P. lange, gave bladeren x korte, ingesneden bladeren
F1. 100% lang, ingesneden bladeren
Wat zijn de genotypen van beide ouderplanten?
Slide 18 - Open question
Stap 2: Bepaal genotype van F1. generatie
P. lange, gave bladeren x korte, ingesneden bladeren
F1. 100% lang, ingesneden bladeren
Wat zijn de genotypen van de nakomelingen in de F1?
Slide 19 - Open question
3. Bepaal kans in F2. voor de twee eigenschappen LOS van elkaar.
Eerste eigenschap: bladlengte
F1: Ll x Ll
Welk deel zal lange bladeren hebben in de F2?
Slide 20 - Open question
3. Bepaal kans in F2. voor de twee eigenschappen LOS van elkaar.
Tweede eigenschap: bladrand
F1: Rr x Rr
Welk deel zal gave bladeren hebben in de F2?
Slide 21 - Open question
4. Vermenigvuldig deze losse kansen met elkaar.
Welk deel heeft lange EN gave bladeren?
Zet ook je berekening in je antwoord
Slide 22 - Open question
DUS....
Wil je een fenotype/genotypeverhouding vaststellen of wil je overzicht over alle mogelijkheden? --> Maak dan een dihybride kruisingstabel
Wil je de kans bepalen voor één feno-/genotype? --> Bereken per losse eigenschap de kans en vermenigvuldig dan met elkaar
Slide 23 - Slide
Terugkruisen: genotype van ouders bepalen
Het kan ook andersom. Als je weet in welke verhouding bepaalde fenotypen in de nakomelingen terugkomen, valt daaruit vaak de genotypen van de ouders terug te halen.
Bij konijnen komen twee vachtkleuren voor: zwart (A) en bruin (a)
Daarnaast komen twee oorvormen voor: hangend (b) en staand (B)
Beide genen liggen op verschillende chromosomenparen.
Slide 24 - Slide
De volgende kruising wordt uitgevoerd: ??? x ???
De volgende nakomelingen ontstaan
Wat zijn de genotypen van de ouderkonijnen?
Slide 25 - Slide
We beginnen met vachtkleur.
Wat is (bij benadering) de fenotypeverhouding bij de nakomelingen?
Slide 26 - Open question
Als de fenotype verhouding 1 : 1 is, wat MOET dan de genotypen van beide ouders zijn (gebruik de letter A)?
Slide 27 - Open question
Nu voor oorvorm
Wat is de fenotypeverhouding bij de nakomelingen en wat zijn dan de genotypen bij ouders?
Slide 28 - Open question
Wat zijn de genotypen en fenotypen van beide ouderkonijnen?
Slide 29 - Open question
En zo doe je dat!!!
de fenotypeverhouding van het nageslacht kan dus worden gebruikt om terug te redeneren wat de genotypen en fenotypen zijn geweest van de ouders.
Slide 30 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat een dihybride kruising inhoudt
Je kunt door middel van kruisingstabellen dihybride kruisingen uitwerken
Je kunt vraagstukken over dihybride kruisingen systematisch uitwerken
Je kunt, afhankelijk van het doel, dihybride kruisingen op twee verschillende wijzen uitwerken
Je kunt terugredenen wat geno- en fenotypen zijn van ouders als de fenotypeverhouding van het nageslacht gegeven is.