H3 HV2: 14 feb so bespreken vervolg bijvoeglijk naamwoord 2023

Chapitre 3
C'est qui!
C'est quoi!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Chapitre 3
C'est qui!
C'est quoi!

Slide 1 - Slide

Prends ton stylo!
Dictée Apprendre 7

Slide 2 - Slide

Wat viel mij op bij "dictées"
1. Goed lezen: ils mesurent  =  zij zijn ....   meervoud
2. Er is een groot verschil tussen iets kennen en iets kunnen"
Ik ken jou ergens van. Hij kent de lesstof.
Ik kan morgen komen. Jij kunt alvast gaan. 
3. La femme, la fille, la dame  en de vertaling van vrouwelijk = féminin
4. Veel= beaucoup       erg/heel = très
5. Hij heeft... = il a ....           hij is... = il est....
6. Frère   (de klok= elf = `)

Slide 3 - Slide

Dictée
* 5 Franse zinnen en woordjes: vertaal
* 5 Nederlandse zinnen en woordjes: vertaal

Slide 4 - Slide

Dictée chapitre 3: Apprendre 7
1. Het oog, de ogen.                            
2. Ik heb twee paarden.
3. De prijzen zijn hoog.
4. À gauche du café, il y a une vieille église en bois.
5. On se voit à côtë de la station de métro vers huit heures. 

Slide 5 - Slide

Dictée chapitre 3: Apprendre 7
6.   Het kleine blauwe lichaam (het is een smurf)
7.   Er zijn drie ziekenhuizen.
8.   Mijn (de) haren zijn zwart.
9.   Wat is dat, dat ding van papier?
10. Vind je hem leuk deze cadeaukaart van twintig euro?

Slide 6 - Slide

Doel van de "dictées"
1. Regelmatig leren vergroot kennis van de woordenschat.
2. De kennis komt in het lange termijn geheugen.
3. De schrijfwijze wordt juist geoefend.
4. De uitspraak wordt geoefend.
5. Bewustwording van het verband tussen grammatica en zinsstructuren.
6. Feedback vergroot inzicht door fouten te bekijken.

Slide 7 - Slide

Sur la table....

* TES LIVRES

* TON CAHIER

* TA TROUSSE


Slide 8 - Slide

Planning d'aujourd'hui
* Dictée  apprendre 6 et 9        : Sur une feuille
* Parler français                            : LessonUp
* Apprendre 10                              : page 118 meervoud
* Grammaire                                   : page 101 t/m 103 questions
* Grammaire  apprendre 5       : Aantekeningen maken/leren
Les devoirs: leren apprendre 7 en apprendre 10 dictée
                          leren apprendre 5 




 






Slide 9 - Slide

Parler français!

Slide 10 - Slide

Tu ressembles beaucoup à ta mère.
Ta mère a les yeux verts.
Ta soeur porte des lunettes?
Tu va acheter un cadeau pour elle?
Tu as un cheval comme animal domestique?


Non, je ne suis pas d'accord avec toi.
Oui, mais j'ai les yeux bleus.
Oui, et les formes sont rondes.
Non, je vais acheter deux cadeaux.
Oui. J'ai deux chevaux.

Slide 11 - Slide

On continue avec l'exercice suivante.
We gaan verder met de volgende opdracht.

Slide 12 - Slide

Prononciation apprendre
apprendre 10

Slide 13 - Slide

Prends ton livre!
Cherche la page:

Page 118



Slide 14 - Slide

Noem zoveel mogelijk kleuren in het frans en gebruik hiervoor het mannelijk enkelvoud.

Slide 15 - Mind map

Welke bijvoeglijk naamwoorden staan voor het zelfstandige naamwoord en horen bij het uitzonderingsrijtje?

Slide 16 - Mind map

Bijvoeglijk naamwoord
* zegt iets van een zelfstandig naamwoord:
een groot groen huis (une grande maison verte)

* kan veranderen qua vorm (schrijfwijze):
een groot huis  / het grote huis      (une grande maison)
een kleine tuin / de kleine tuin        (un grand jardin)

Slide 17 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (vorm)
In het Frans kent het bijvoeglijk naamwoord 4 vormen:
 
grand       grande                             petit     petite
grands      grandes                         petits    petites
      groot/grote                                    klein/kleine

deux grandes maisons               trois petits jardins

Slide 18 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (bijzondere vormen)
Soms verandert er meer dan 1  letter: 
beau           belle                             vieux     vieille
beaux         belles                          vieux      vieilles
      mooi/mooie                                   oud/oude

deux belles maisons               trois vieux jardins

Slide 19 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (plaats)
De regel is: In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord altijd ACHTER het zelfstandige naamwoord:

une maison moderne                                  een modern huis
une route dangereuse                                een gevaarlijke weg
un garçon intelligent                                 een intelligente jongen
deux filles sportives                                     twee sportieve meisjes

Slide 20 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (plaats)
De regel is: In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord altijd ACHTER het zelfstandige naamwoord:

MAAR NATUURLIJK ZIJN ER UITZONDERINGEN!!!!
Kijk mee!
Luister mee!
Schrijf mee!

Slide 21 - Slide

Welke bijvoeglijke naamwoorden staan ervoor?
bon, beau, joli
haut, long, petit
jeune, grand
vieux, mauvais, mechant
autre, dernier, gros
premier, deuxième, nouveau

Slide 22 - Slide

Welke bijvoeglijk naamwoorden staan voor het zelfstandige naamwoord en horen bij het uitzonderingsrijtje?

Slide 23 - Mind map

Welke bijvoeglijke naamwoorden staan erachter?
intelligent            heureux       malheureus    chaud     froid      dangereux          amusent      content     
sportif
moderne
intéressant
rouge noir vert (alle kleuren)
allemand  anglais  espagnol (alle nationaliteiten)


Slide 24 - Slide

Prends ton livre!
Cherche la page:

Page  106 t/m 108
Exercice 17 t/m 22

Faire


Slide 25 - Slide

Instruction
Wat     : Maken van "parler" blz. 106 t/m 109.
Hoe     : Zorg dat je de vragen goed leest!  Opdracht 17 t/m 22
Wie     :  De eerste 10 minuten werk je in stilte en alleen.
              Daarna mag je een vraag stellen aan de docent.
              Je mag pas praten/overleggen als de docent dat aangeeft.
Tijd     :  20 minuten
Klaar  :  Starten met leren grammaire bijvoeglijk naamwoord uit je schrift

Slide 26 - Slide

ZS: zelfstandig werken in stilte
Voordelen:
*Rustige sfeer om in te werken.
*Aanscherpen concentratie
*Betere Focus
*Zelf oplossingsgericht nadenken

Na 10 minuten mag je zeker vragen stellen.

Slide 27 - Slide