Comparisons

Comparisons (vergelijkingen)
Grammar
1 / 35
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Comparisons (vergelijkingen)
Grammar

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  1. Ik kan op de juiste manier vergelijkingen maken in het Engels.

Slide 2 - Slide

Let op!
Vul bij de volgende vragen geen verkorte vormen in
dus geen didn't, maar did not

Slide 3 - Slide

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
China is ... (big) the U.S.

Slide 4 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
Football is ... (popular) sport in the world.

Slide 5 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
The North Pole is ... (cold) the Netherlands.

Slide 6 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
A cheetah is ... (fast) a snail.

Slide 7 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
However, the Peregrine Falcon is ... (fast) animal.

Slide 8 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
I love you! You are ... (beautiful) girl in the world!

Slide 9 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
English grammar is ... (easy) Old-Greek.

Slide 10 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
Dad bought me a PS5. He is ... (good) father ever!

Slide 11 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
My grandfather is ... (old) in our family.

Slide 12 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
I am so busy. Today I have even ... (little) time than yesterday...

Slide 13 - Open question

Snap je dit onderdeel?
Ga verder met je weektaak (zie de werkwijzer op It's Learning)

Slide 14 - Slide

Verschillende manieren om te vergelijken.

  • Vergrotende trap
  • Overtreffende trap
  • net zoals / anders dan

Slide 15 - Slide

Wat gaan we bekijken?
  • Hoe je vergelijkt door gebruik te maken van de vergrotende en overtreffende trap;

  • Hoe je vergelijkingen kan maken met andere vormen.

Slide 16 - Slide

Vergelijkingen (1)
Schrijf over, bestudeer en bedenk regels voor onderstaande voorbeelden.
woord
vergrotende trap
overtreffende trap
big
bigger (than)
(the) biggest
slow
slower (than)
(the) slowest
cheap
cheaper (than)
(the) cheapest
soft
softer (than)
(the) softest
sweet
sweeter (than)
(the) sweetest
hard
harder (than)
(the) hardest
  • In het algemeen geldt bij woorden van 1 lettergreep:
  • Vergrotende trap: woord + er
  • Overtreffende trap: woord + est 

Slide 17 - Slide

Vergelijkingen (2)
Schrijf over, bestudeer en bedenk regels voor onderstaande voorbeelden.
woord
vergrotende trap
overtreffende trap
beautiful
more beautiful (than)
(the) most beautiful
annoying
more annoying (than)
(the) most annoying
dangerous
more dangerous (than)
(the) most dangerous
difficult
more difficult (than)
(the) most difficult
exciting
more exciting (than)
(the) most exciting
ridiculous
more ridiculous (than)
(the) most ridiculous
  • In het algemeen geldt bij woorden van 3 of meer lettergrepen:
  • Vergrotende trap: more + woord
  • Overtreffende trap: most + woord

Slide 18 - Slide

Vergelijkingen (3)
Schrijf over, bestudeer en bedenk regels voor onderstaande voorbeelden.
woord
vergrotende trap
overtreffende trap
easy
easier (than)
(the) easiest
funny
funnier (than)
(the) funniest
tidy
tidier (than)
(the) tidiest
lucky
luckier (than)
(the) luckiest
pretty
prettier (than)
(the) prettiest
dreamy
dreamier (than)
(the) dreamiest
  • In het algemeen geldt bij woorden van 2 lettergrepen eindigend op -y:
  • Vergrotende trap: woord + er (let op spelling!)
  • Overtreffende trap: woord + est (let op spelling!)

Slide 19 - Slide

Vergelijkingen (4)
Schrijf over, bestudeer en bedenk regels voor onderstaande voorbeelden.
woord
vergrotende trap
overtreffende trap
gentle
gentler / more gentle(than)
(the) gentlest / most gentle
simple
simpler / more simple (than)
(the) simplest / most simple
clever
cleverer / more clever(than)
(the) cleverest / most clever
tender
tenderer / more tender (than)
(the) tenderest / most tender
narrow
narrower / more narrow (than)
(the) narrowest / most narrow
shallow
shallower / more shallow (than)
(the) shallowest / most shallow
  • In het algemeen geldt bij woorden van 2 lettergrepen eindigend op -le / er / ow:
  • Vergrotende trap: woord + er of more + woord
  • Overtreffende trap: woord + est of most + woord

Slide 20 - Slide

Vergelijkingen (5)
Schrijf over, bestudeer en bedenk regels voor onderstaande voorbeelden.
woord
vergrotende trap
overtreffende trap
boring
more boring (than)
(the) most boring
tired
more tired (than)
(the) most tired
careful
more careful (than)
(the) most careful
famous
more famous (than)
(the) most famous
common
more common (than)
(the) most common
anxious
more anxious (than)
(the) most anxious
  • In het algemeen geldt bij de overige woorden van 2 lettergrepen:
  • Vergrotende trap: more + woord
  • Overtreffende trap: most + woord

Slide 21 - Slide

Combineer het aantal lettergrepen met de vorm:
-er / -est
more / most
beide vormen
1 lettergreep
2 lettergrepen
2 lettergrepen eindigend op y
2 lettergrepen eindigend op er, le of ow
3 of meer lettergrepen

Slide 22 - Drag question

Uitzonderingen
Deze moet je gewoon leren
woord
vergrotende trap
overtreffende trap
good
better (than)
(the) best
bad
worse (than)
(the) worst
much / many
more (than)
(the) most
little (weinig)
less (than)
(the) least
little (klein)
smaller (than)
(the) smallest
old (familieleden)
elder (than)
(the) eldest
late (laatste)
later (than)
(the) latest
far (letterlijk)
farther (than)
(the) farthest
far (figuurlijk / abstract)
further (than)
(the) furthest

Slide 23 - Slide

Ik snap hoe ik de vergrotende en overtreffende trap moet maken.
Ja
Nog niet helemaal, maar heb geen hulp nodig.
Nog niet helemaal en wil graag hulp.
Ik snap er helemaal niets van.

Slide 24 - Poll

Andere manieren om te vergelijken
Voorbeelden:
He is as tall as I am.
They were as glad as we were.

She is not as old as I am.
That team was not as good as we thought.

It became more and more difficult.
It started raining more and more.

  • as ... as gebruiken we om aan te geven dat iets net als iets anders is.
  • not as ... as gebruiken we om aan te geven dat iets anders dan iets anders is.
  • more and more gebruiken we om steeds meer aan te geven

Slide 25 - Slide

Andere manieren om te vergelijken
Hoe vertalen we deze twee voorbeelden?

The more people fill in this form, the better it would be.
  • Hoe meer mensen dit formulier in zouden vullen, hoe beter dat zou zijn.
The sooner we get those results, the easier writing our essay is.
  • Hoe eerder we de resultaten krijgen, hoe makkelijker het schrijven van ons essay is.

  • The + vergrotende trap ..., the + vergrotende trap = hoe ... hoe

Slide 26 - Slide

Ik snap hoe ik vergelijkingen moet maken.
Ja
Nog niet helemaal, maar heb geen hulp nodig.
Nog niet helemaal en wil graag hulp.
Ik snap er helemaal niets van.

Slide 27 - Poll

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
A snail is much ... (slow) a cheetah.

Slide 28 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
Turtles can become ... (old) dogs.

Slide 29 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
The Netherlands is ... (peaceful) Syria.

Slide 30 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
I always get a 10 for English. I am ... (good) in my class.

Slide 31 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
I don't have time, so let's discuss this ... (far) when we have time.

Slide 32 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
English is often seen as ... (easy) language in the world.

Slide 33 - Open question

Maak een vergelijking met het woord tussen haakjes:
That Ferrari is ... (yellow) car I have ever seen.

Slide 34 - Open question

Ik snap hoe ik andere vergelijkingen kan maken.
Ja
Nog niet helemaal, maar heb geen hulp nodig.
Nog niet helemaal en wil graag hulp.
Ik snap er helemaal niets van.

Slide 35 - Poll