What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
grammatica herhaling unit 4 2gt
Unit 4 grammatica herhaling 2GT
1 / 36
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 2
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Unit 4 grammatica herhaling 2GT
Slide 1 - Slide
Wat geeft de 's of ' aan?
A
meervoud
B
van wie iets is
C
welke gender iets heeft
D
vraagwoorden
Slide 2 - Quiz
Kies de juiste vorm:
This is David____ mother.
A
's
B
'
Slide 3 - Quiz
Kies de juiste vorm:
My friends___ birthdays are in June.
A
's
B
'
Slide 4 - Quiz
maak het onregelmatige werkwoord af:
Freeze - _____ - frozen
A
Freeze
B
froze
C
frozen
Slide 5 - Quiz
Maak het onregelmatige werkwoord af:
Say - said - _____
A
say
B
said
Slide 6 - Quiz
Wat betekent het eerste onregelmatige werkwoord:
PUT-put
A
doen
B
deed
Slide 7 - Quiz
Vul de juiste vorm van de gebiedende wijs in:
____ (worry) about Sarah. She will be fine.
A
Don't worry
B
worry
Slide 8 - Quiz
Vul de juiste vorm van de gebiedende wijs in:
Just ____ (jump) in! The water is lovely!
A
Don't jump
B
jump
Slide 9 - Quiz
Vul de juiste vorm van de gebiedende wijs in:
___ (buy) the chocolates. They are expensive.
A
Buy
B
Don't buy
Slide 10 - Quiz
Hoe maak je de gerund?
A
am/are/is + werkwoord+ ing
B
werkwoord+ed
C
werkwoord + ing
D
werkwoord + s
Slide 11 - Quiz
Maak de gerund:
I _____ (love, travel)
A
I love to travel
B
I love travelling
Slide 12 - Quiz
Kies de juiste vorm van de gerund:
I_____ (enjoy, swimming) in the summer.
A
I enjoy swim in the summer
B
I enjoy swimming in the summer.
Slide 13 - Quiz
Kies de juiste vorm:
Look at ___ newspaper here.
A
those
B
these
C
this
D
that
Slide 14 - Quiz
Welke verwijswoorden gebruik je bij meervoud?
A
these /those
B
this/that
Slide 15 - Quiz
Welke verwijswoorden gebruik je in het enkelvoud?
A
This/that
B
these/those
Slide 16 - Quiz
Wat betekent have to?
A
moeten
B
mogen
C
hoeven
Slide 17 - Quiz
hoe gebruik je have to in de zin?
A
have to + werkwoord + ing
B
have to + werkwoord+ ed
C
have to + werkwoord
Slide 18 - Quiz
Kies de juiste vorm:
Ian________ (have to, comb) his hair.
A
Have to comb
B
have to combing
Slide 19 - Quiz
Kies de juiste vertaling van:
zij hoeft vandaag niet laat te werken
A
she doesn't work late today
B
She doesn't have to work late today.
C
She doesn't have to working late today.
Slide 20 - Quiz
Sleep de juiste vertaling naar het juiste doel
recommend (to)
inventor
seem (to)
tin
blikje
uitvinder
aanbevelen
lijken
Slide 21 - Drag question
Kies het juiste woord:
Wow! this painting is an_____.
A
bracelet
B
kind of
C
original
D
silly
Slide 22 - Quiz
Kies het juiste woord:
This is not a ____!
A
rubber band
B
pop up (to)
C
contest
D
good luck
Slide 23 - Quiz
Sleep de juiste vertaling naar het juiste doel
eindelijk
roeren
leunen
bevriezen
touw
freeze
rope
lean (to)
stir
finally
Slide 24 - Drag question
kies het juiste woord
Are you going to watch the____?
A
dot
B
performance
C
the blind
D
lean
Slide 25 - Quiz
Kies het juiste woord:
Watch out! there is no_____.
A
safety net
B
rope
C
page
D
metal
Slide 26 - Quiz
Sleep de juiste vertaling naar het juiste doel
all
cardboard
creepy
die
plug in(to)
stekker insteken
alles, al(le)
karton
doodgaan
eng
Slide 27 - Drag question
kies de juiste vertaling van:
container
A
comb
B
container
C
creepy
Slide 28 - Quiz
Kies de juiste vertaling van:
ourselves
A
breien
B
opladen
C
bewegen
D
onszelf
Slide 29 - Quiz
Vertaal deze zin naar het Engels:
De drums zijn gemaakt van hout en een blikje.
Slide 30 - Open question
Vertaal deze zin naar het Nederlands:
That is why I've got some questions.
Slide 31 - Open question
Vertaal deze zin naar het Engels:
Waarom houd je niet op met praten?
Slide 32 - Open question
Vertaal deze zin naar het Nederlands:
I'm a bit worried that I won't know how to start.
Slide 33 - Open question
Vertaal deze zin naar het Engels:
Natuurlijk kun je loombandjes gebruiken.
Slide 34 - Open question
Vertaal deze zin naar het Engels:
Dat is echt eng als je het mij vraagt.
Slide 35 - Open question
That's it!
Nu je deze herhaling hebt gemaakt, weet je waar je nog aan moet werken.
PS: sommige zinnen/woorden/voorbeelden uit deze herhaling komen op de toets!
Slide 36 - Slide
More lessons like this
Hoe gebruik je de gerund in oefeningen?
March 2023
- Lesson with
13 slides
Opfrissen praesens en imperfectum
October 2024
- Lesson with
22 slides
Latijn
Secundair onderwijs
unit 5 lesson 2
May 2022
- Lesson with
32 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
(WEEK 13, 24-03) Gerund, Could(n't), To be allowed to
March 2020
- Lesson with
19 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
M3 grammatica Unit 5
March 2020
- Lesson with
12 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Must/Mustn't + imperative + gerund
May 2024
- Lesson with
31 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
6.1 Vocabulary, grammatica & test yourself
September 2022
- Lesson with
20 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b, k, g
Leerjaar 2
Het werkwoord 'zijn'
September 2023
- Lesson with
16 slides
Grammatica
Secundair onderwijs