This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Voorbereiding DO 5VWO
Hoofdstuk 7.1 t/m 7.4 Zuren en basen
Hoofdstuk 9.2 Redoxreacties
Hoofdstuk 13.1 Analyse en onderzoek
Hoofdstuk 13.4 Gehaltebepaling
Les 2 opfrissen H4.4 molariteit
Slide 1 - Slide
opfrissen leerdoelen H4.4 Molariteit
Slide 2 - Slide
Molariteit
= concentratie van een stof in
mol per Liter
notatie:
[C12H22O11] = 0,58 mol / L
[C12H22O11] = 0,58 mol L-1
[C12H22O11] = 0,58 M
je zegt "de molariteit van de glucose-oplossing is 0,58 molair"
Slide 3 - Slide
M = molaire massa (g/mol) gebruik je om de hoeveelheid van één stof om te rekenen gram < -- > mol
Deze M is een grootheid, dezeM staat altijd vóór het getal:
M = 18,016 g/mol
M van molariteit = mol/L
gebruik je om de concentratie van een oplossing weer te geven in mol/L
Deze M is een eenheid, deze M staat altijd achter een getal:
[A] = 0,15 M
Let op de betekenis van de letter M:
Slide 4 - Slide
Even oefenen
met M & M
Bereken de molariteit van de natriumionen wanneer je 4,5 gram natriumchloride oplost in 50 mL water.
timer
4:00
Slide 5 - Slide
Om te weten wat de molariteit is van de ionen in een oplossing, moet je kijken naar de molverhouding in de oplosvergelijking:
CaCl2(s) -> Ca2+(aq) + 2 Cl-(aq)
1 mol : 1 mol : 2 mol
H2SO4 + 2 H2O -> 2 H3O++ SO42-
1 mol : 2 mol : 1 mol
Molariteit van ionen
Slide 6 - Slide
Even oefenen
Men lost 0,348 mol Na3PO4 op in 4,20 liter water. Bereken [Na+].
timer
2:00
Slide 7 - Slide
Je lost 0,348 mol Na3PO4 op in 4,20 liter water. Geef eerst de oplosvergelijking van Na3PO4 en bereken dan [ Na+ ].
timer
3:00
Slide 8 - Open question
concentratie = mol / L
[A] = n / V dus
n = V x [A] en
V = n : [A]
Slide 9 - Slide
Voorbeeld
gegeven: 5,0 mol NH3 wordt opgelost in 20 L water gevraagd: wat is de Molariteit van de oplossing
de molariteit is 5 mol / 20 L = 0,25 M
[A] = n / V dus
n = V x [A] en
V = n : [A]
Slide 10 - Slide
Voorbeeld
gegeven: 0,25 M ammonia gevraagd: hoeveel mol NH3 is er opgelost in 200 mL ammonia
ammonia = NH3 opgelost in water 0,200 L x 0,25 M = 0,05 mol NH3 of 200 mL x 0,25 M = 50 mmol NH3 = 0,05 mol NH3
Slide 11 - Slide
Je lost 1,30 mol keukenzout (NaCl) op in 6,0 liter water. Bereken de molariteit van de oplossing die ontstaat. Geef je antwoord in het juiste aantal significante cijfers
timer
2:00
Slide 12 - Open question
Bij een experiment is 8,65 mL gebruikt van een 0,200 M zwavelzuuroplossing.
Wat is de notatie van een zwavelzuuroplossing?
A
H2SO4(aq)
B
HSO4−(aq)+H3O+(aq)
C
SO42−(aq)+2H3O+(aq)
Slide 13 - Quiz
Bij een experiment is 8,65 mL gebruikt van een 0,200 M zwavelzuuroplossing. Bereken hoeveel mmol H3O+ (aq) aanwezig is in de oplossing.
(Tip: wanneer je rekent met kleine volumes (bijv mL) is het handig om 0,200 mol/L te lezen als 0,200 mmol /mL)
timer
3:00
Slide 14 - Open question
Even oefenen
Hoeveel mol H3O+ (aq) is aanwezig in 8,65 mL 0,200 M zwavelzuur-oplossing.
timer
3:00
Slide 15 - Slide
oefenen, oefenen, oefenen, .....
Na deze herhaling van H4.4 kun je zelf kijken of je het begrepen hebt. Goede oefenopgaven zijn: