Interview verslag boek

Interview
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Interview

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat ging er mis?

Slide 3 - Mind map

Aan het eind van deze lessen...
- Kun je een interview afnemen met open vragen.
- Kun je een interview uitschrijven in een verslag

Slide 4 - Slide

Einddoel
* Summative assessment van een verslag met een titel, inleiding, kern en slot. In het verslag verwerk je het interview.

* Je wordt beoordeeld op de criteria:
C: Producing text
D: Using language


Slide 5 - Slide

Het interview voorbereiden
* Bedenk open vragen die je wil stellen over het boek 'De belofte van Pisa'. Door het stellen van deze vragen moet je erachter komen hoe deze persoon denkt over het boek/de film.

* Bedenk hoe je eventueel kunt doorvragen op de gegeven antwoorden.

Slide 6 - Slide

Open vragen
Open vragen kun je NIET met ja of nee beantwoorden.
Open vragen beginnen meestal met een vragend voornaamwoord, zoals:
  • Wie? 
  • Welke? 
  • Waar, waarheen, waarvandaan? 
  • Wanneer, hoe laat, hoe lang, hoe vaak? 
  • Hoe? 
  • Waarom, waardoor, hoezo, waartoe?
  • Wat voor? 

Slide 7 - Slide

Maak een open vraag van: 'Vond je het boek geschikt voor je leeftijd?'

Slide 8 - Mind map

Het interview afnemen
- Neem (eventueel) het geluid op en meld dat je dit doet. 
- Luister goed naar de antwoorden en maak (eventueel) aantekeningen.
- Laat de geïnterviewde uitpraten en reageer op de antwoorden.
- Vraag naar voorbeelden of toelichting
- Durf af te wijken van je vragen en vraag door (vervolgvraag).
- Geef niet jouw eigen mening.



Slide 9 - Slide

De inleiding schrijven
- Maak duidelijk wie je geïnterviewd hebt.
- Maak duidelijk waar het interview over gaat.




Slide 10 - Slide

De kern schrijven
- Schrijf een goed lopend verslag van de besproken antwoorden op je vragen.
- Gebruik citaten, maar niet teveel!

Evi vertelt: 'Ik ben gek op katten.'
'Ik ben gek op katten' , vertelt Evi. 'Het zijn echt superleuke dieren.'




Slide 11 - Slide

Het slot schrijven
Het slot
  • bestaat uit een samenvatting of een conclusie 




Slide 12 - Slide

Verwijswoorden
Verwijswoorden wijzen meestal terug naar een woord dat eerder is genoemd.
Persoonlijke voornaamwoorden: ik, jij, u, hij, zij, het, wij, jullie, zij (me, mij, jou, hem, haar, ons, hen, hun)
Bezittelijke voornaamwoorden: mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun
Aanwijzende voornaamwoorden: die, dat, deze, dit
Betrekkelijke voornaamwoorden: die, dat, wie, wat, welke
Bijwoorden van tijd en plaats: daar, waar, hier


Slide 13 - Slide

Die - dat
Naar een de-woord verwijs je met die.
Naar een het-woord verwijs je met dat.

Voorbeeld:
De hond die altijd blaft.
Het paard dat in de wei staat.

Slide 14 - Slide

Deze - dit
Naar een de-woord verwijs je met deze.
Naar een het-woord verwijs je met dit.

Voorbeeld:
Deze fiets staat in de weg.
Dit meisje is erg knap. 

Slide 15 - Slide

Dus...
Die en deze horen bij een de-woord.
Dat en dit horen bij een het-woord.

Slide 16 - Slide

Wat hoort op de lege plek?
Het boek _ ik moest lezen was erg leuk.
A
die
B
dat

Slide 17 - Quiz

De personages_ in het verhaal voorkwamen...
A
die
B
dat

Slide 18 - Quiz

Vergelijkingen
We testen eerst je kennis.

Slide 19 - Slide

Wat hoort op de lege plek?
Een koe is groter _ een kip.
A
als
B
dan

Slide 20 - Quiz

Als - dan
Als en dan gebruik je bij vergelijkingen.
Bij gelijkheid gebruik je als, bij ongelijkheid gebruik je dan.

Voorbeeld:
Eva is net zo groot als Anna.
Tom is groter dan Stefan.

Slide 21 - Slide

Wat hoort er op de lege plek?
Het wordt morgen kouder _ vandaag.

Slide 22 - Open question

Wat hoort op de lege plek?
Tuur is even vrolijk ___ Eefje.
A
als
B
dan

Slide 23 - Quiz

Aan de slag!
* Bereid je interview voor  (vandaag)
* Neem je interview af (maandag)
* Werk je interview uit tot een verslag (summative assessment dinsdag)

Slide 24 - Slide