H1L15 - 2THF - Donderdag - 1.7 Grammatica zinsdelen
Welkom 2THF : )
Planning van dit uur
- Tien minuten stillezen (pizzamaffia) + genre bespreken
- Huiswerk bespreken: opdracht 16 van 1.7 Grammatica zinsdelen
- Klassikaal zin ontleden
- Zelfstandig werken: maak Test jezelf van 1.7 Grammatica zinsdelen (online)
Aan het einde van deze les
- weet je (weer) wat de vaste stappen van zinsontleding zijn;
- weet je (weer) hoe je pv, o, lv, mv en bwb vindt;
- weet je (weer) wat een naamwoordelijk gezegde is.
Nederlands
Aankomende toetsen en opdrachten:
- SO Woorden en grammatica (week 41)
- Repetitie hoofdstuk 1 (toetsweek)
- Boekopdracht (week 47)
timer
10:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 18 slides, with text slides.
Items in this lesson
Welkom 2THF : )
Planning van dit uur
- Tien minuten stillezen (pizzamaffia) + genre bespreken
- Huiswerk bespreken: opdracht 16 van 1.7 Grammatica zinsdelen
- Klassikaal zin ontleden
- Zelfstandig werken: maak Test jezelf van 1.7 Grammatica zinsdelen (online)
Aan het einde van deze les
- weet je (weer) wat de vaste stappen van zinsontleding zijn;
- weet je (weer) hoe je pv, o, lv, mv en bwb vindt;
- weet je (weer) wat een naamwoordelijk gezegde is.
Nederlands
Aankomende toetsen en opdrachten:
- SO Woorden en grammatica (week 41)
- Repetitie hoofdstuk 1 (toetsweek)
- Boekopdracht (week 47)
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Genre
- Categorie / soort boeken
Voorbeelden van genres: biografie, familie- en streekromans, fantasy en science fiction, thrillers, klassiekers, poëzie, kunst en cultuur, psychologie, reizen, politiek, gezondheid, geschiedenis, misdaad, verhalenbundels, avontuur, spanning, detective
Slide 2 - Slide
Persoonsvorm
- Werkwoord
- Meestal één woord
- Enkelvoud of meervoud
- Je vindt de persoonsvorm met de tijdproef
Hij loopt op straat.
Slide 3 - Slide
Zinsdeel
- Eén woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort
- Een zinsdeel heeft een functie binnen de zin
- Je kan een zinsdeel vinden met de zinsdeelproef
Slide 4 - Slide
Onderwerp
- Meestal degene die de 'actie' van de zin uitvoert
- Je vindt het onderwerp met de getalproef
o
Hij | loopt | op straat.
Slide 5 - Slide
Lijdend voorwerp
- Meestal degene die de 'actie' van de zin ondergaat (heeft niets in te brengen)
- Je vindt het lijdend voorwerp met de vraag: wie/wat + wg + o?
o lv
Hij | pakt | de fiets.
Slide 6 - Slide
Meewerkend voorwerp
- Meestal degene die meedoet aan de actie van de zin
- Je vindt het meewerkend voorwerp met de vraag: aan/voor wie/wat + wg + o?
o mv lv
Hij | geeft | aan zijn oma | een breinaald.
Slide 7 - Slide
Bijwoordelijke bepaling
- Zinsdeel dat overblijft
- Geeft vaak aan wanneer, waarom, waar, hoe, waardoor, waarmee de handeling in de zin gebeurt
o mv lv bwb
Hij | geeft | aan zijn oma | een breinaald | in de tuin.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Stap 1: onderstreep de persoonsvorm
Slide 10 - Slide
Stap 2a: zet dubbele zinsdelen tussen zinnen
Slide 11 - Slide
Stap 2b: zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen
o o
Ze | kon | overal | makkelijk | werken, || omdat | ze | freelancer | was.
Slide 12 - Slide
Stap 3: benoem het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde
wg wg
Ze | kon | overal | makkelijk | werken, || omdat | ze |
ng ng
freelancer | was.
Slide 13 - Slide
Stap 4: benoem het onderwerp
o wg wg o
Ze | kon | overal | makkelijk | werken, || omdat | ze |
ng ng
freelancer | was.
Slide 14 - Slide
Stap 4: benoem het lijdend voorwerp
o wg wg o
Ze | kon | overal | makkelijk | werken, || omdat | ze |
ng ng
freelancer | was.
Slide 15 - Slide
Stap 4: benoem het meewerkend voorwerp
o wg wg o
Ze | kon | overal | makkelijk | werken, || omdat | ze |
ng ng
freelancer | was.
Slide 16 - Slide
Stap 4: benoem de bijwoordelijke bepaling(en)
o wg bwb bwb wg o
Ze | kon | overal | makkelijk | werken, || omdat | ze |
ng ng
freelancer | was.
Slide 17 - Slide
Voegwoord blijft over
o wg bwb bwb wg o
Ze | kon | overal | makkelijk | werken, || omdat | ze |
ng ng
freelancer | was.
