NaSk Overal 1.1 en 1.2

1 / 27
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Kennis maken
  • Regels bespreken
  • Methode/LessonUp installeren
  • Hoe gaan we te werk bij NaSk?
  • Uitleg 1.1 

Slide 2 - Slide

25 jaar
Zingen
Natuurkunde
Innovatie en design
Kat Mando
Yoga
Duitsland

Slide 3 - Slide

Utrecht
Muziek
  • (Bas)gitaar
  • Zang

21 jaar
Student

Slide 4 - Slide

Regels in mijn les
  • Als iemand aan het woord is, ben jij stil.
  • Als je een vraag hebt, steek je je vinger op.
  • We hebben respect voor elkaar.
  • Fouten maken mag!
  • Als je binnenkomt leg je alle spullen die je nodig hebt op tafel.

Slide 5 - Slide

Methode/LessonUp instellen

Slide 6 - Slide

Hoe gaan we te werk bij NaSk?
  • De weektaak staat in SOM genoteerd. Elke week in de  G-ruimte wordt het huiswerk gecontroleerd. 
  • 1 les in het praktijklokaal: Uitleg van de stof/practica
  • 1 les in de G-ruimte: Zelfstandig of in groepjes aan de slag met de opdrachten.
  • Per hoofdstuk 1 repetitie, soms nog een extra praktische opdracht voor een cijfer. 

Slide 7 - Slide

1.1 Nask is overal

Slide 8 - Slide

Leerdoelen
Je leert welke onderwerpen er allemaal bij nask horen.

Slide 9 - Slide

De natuurwetenschap en de niet-levende natuur
De natuurkunde en de scheikunde bestuderen de niet-levende natuur.

Slide 10 - Slide

Onderzoek doen
Onderzoek begint met een onderzoeksvraag:

Hoe kun je zout uit zeewater halen?
Hoe kan een fietser zijn remweg kleiner maken?
Waarom voelt het extra warm als je in de zomer een zwart 
t-shirt draagt?
Hoeveel apparaten kun je aansluiten op één stopcontact?

Slide 11 - Slide

Nask: waarnemen



        zien                     horen              ruiken            voelen           proeven
(maar dat is niet altijd handig..)

Slide 12 - Slide

Nask: meten

Slide 13 - Slide

Opdrachten maken
Weektaak:
Waar? Bladzijde 8 t/m 11
Wat? Opdracht 1 t/m 9 
Hoe? In je werkboek
Klaar? Nakijken

Slide 14 - Slide

1.2 Het practicumlokaal

Slide 15 - Slide

Leerdoelen
Je kunt aan het einde van de les:

  • Uitleggen welke regels er zijn in het practicumlokaal
  • De veiligheidsvoorzieningen herkennen
  • De 6 gevarensymbolen herkennen
  • De branderonderdelen benoemen
  • De drie verschillende vlammen herkennen

Slide 16 - Slide

Regels in het practicumlokaal
- Niet rennen, stoeien of vechten! Loop rustig.
- Geen tassen in de loopgangen.
- Er wordt niet gegeten of gedronken in het lokaal.
- Volg de instructies van de docent/ TOA altijd precies op.
- Proef nooit van een stof en raak het ook nooit zomaar aan.
- Draag een labjas, veiligheidsbril en lang haar in een staart als je met stoffen of vuur werkt. 
- Waarschuw de docent/ TOA als je veel geknoeid hebt en vraag hoe het opgeruimd moet worden.

Slide 17 - Slide

Veiligheidsvoorzieningen in het lokaal
labjas: katoenen jas om je kleren te beschermen.

veiligheidsbril: bril om je ogen te beschermen.

blusdeken: deken die je gebruikt om een kleine
brand te blussen of als de kleren van iemand 
branden.


Slide 18 - Slide

Veiligheidsvoorzieningen in het lokaal

brandblusser: gebruik je om een grotere brand te 
blussen.Niet bij personen gebruiken.

noodstop: knop die gas, water en stroom afsluit 
als je erop drukt.

Slide 19 - Slide

Veiligheidsvoorzieningen in het lokaal

nooddouche: daar ga je onder staan als je een 
bijtende stof op je huid of kleren hebt gekregen.

oogdouche: fonteintje om je ogen te spoelen als 
je daarin een bijtende stof hebt gekregen.

Slide 20 - Slide

Gevaren symbolen

Slide 21 - Slide

Opdrachten maken
Weektaak:
Waar? Bladzijde 8 t/m 15
Wat? Opdracht 1 t/m 9 en 13 t/m 18
Hoe? In je werkboek
Klaar? Nakijken

Slide 22 - Slide

De brander (onderdelen)
  • Schoorsteen
  • Gasregelknop
  • Luchtring
  • Gasslang



Slide 23 - Slide

De gele vlam (pauzevlam)
  • De luchtring is dicht
  • Een gele vlam zie je goed
  • Je gebruikt de gele vlam als je pauzeert 
  • De gele vlam heet ook wel de pauzevlam
  • nadeel: wat je in de vlam houdt wordt zwart

Slide 24 - Slide

De stille blauwe vlam

  • De luchtring staat een beetje open
  • Een blauwe vlam gebruik je als je iets verwarmt. 

  • Nadeel: Je ziet hem slecht

Slide 25 - Slide

De ruisende blauwe vlam

  • De luchtring is helemaal open
  • De ruisende vlam is de heetste vlam
  • Er ontstaat altijd een kegeltje in de vlam


Slide 26 - Slide

Opdrachten maken
Weektaak:
Waar? Bladzijde 8 t/m 15
Wat? Opdracht 1 t/m 9 en 13 t/m 20
Hoe? In je werkboek
Klaar? Nakijken

Slide 27 - Slide