Lezen en woordjes

Welcome to the English class
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welcome to the English class

Slide 1 - Slide

Today we're going to read short texts and answer questions about it

Slide 2 - Slide

Wat moet
Garfield?
A
op zijn manieren letten
B
Niet het eten opeten van zijn baas?
C
Hij weegt te veel, dus afvallen

Slide 3 - Quiz


A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Wolverine heeft speciale krachten. welke?
A
hij kan andere genezen
B
zijn wonden genezen bij genoeg tijd uit zichzelf
C
hij is mega sterk
D
hij kan met zijn scherpe knauwen graven

Slide 5 - Quiz

Je ziet dit bericht op de deur van een pub.
Waarom kun je er niet eten tussen 13 en 19 oktober?
A
de kok is op vakantie
B
Dan worden er privéfeesten gegeven.
C
Dan wordt de pub verbouwd.

Slide 6 - Quiz


A
Jane en Jack zijn beide 12 jaar
B
Jane en Jack wonen beide in Engeland.
C
Jane and Jack hebben beide hetzelfde favoriete vak.
D
Jane houd van schilderen en fietsen

Slide 7 - Quiz

En dan nu wat woordjes

Slide 8 - Slide

main character
A
belangrijk
B
schieten
C
opgeven
D
hoofdpersoon

Slide 9 - Quiz

shoe
A
schoen
B
schoenen
C
sok
D
sokken

Slide 10 - Quiz

wake up
A
opstarten
B
wakker worden
C
opstaan
D
moe

Slide 11 - Quiz

discover
A
starten
B
winnen
C
ontdekken
D
verliezen

Slide 12 - Quiz

Enemy
A
vriend
B
berg
C
vijand
D
wild

Slide 13 - Quiz

present
kado
sound

Slide 14 - Drag question

happen
shake
mountain

Slide 15 - Drag question

Wat is een plattegrond.
A
kaart
B
een grond die plat is
C
een plat die grond is

Slide 16 - Quiz


A
a mirrow
B
a marrow
C
a mirror

Slide 17 - Quiz

Vul het juiste woord in de zin in.
I get really ________________ if I miss my train.
Kies uit 1 woord uit: memory - angry - boos

Slide 18 - Open question

Vul het juiste woord in de zin in.
Flakka is a young _____________. It can't sing well yet.
Kies 1 woord uit: bird - ship- car

Slide 19 - Open question


Vul het juiste woord in de zin in.
Those hunters have to hunt for big ____________
Kies 1 woord uit: animals - games - mountains

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide