Zij
zegt dat ik iemand anders moet bellen.
Ik denk dat de telefoon kapot is.
De docent wil dat we ons huiswerk maken.
Ik hoop dat je niet te laat naar bed gaat.
Ik beloof je dat ik morgen meega.
Zorg je dat de planten genoeg water krijgen?
Weet je dat hij niet meegaat?