Leesvaardigheid Frans

Leesvaardigheid
Tips & tricks
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid
Tips & tricks

Slide 1 - Slide

Vraagwoorden

Slide 2 - Mind map

Est-ce que

Qu'est-ce que

Qu'est-ce qui
Qui

Comment

Pourquoi

Combien de

Quand

Quel(les)



...

Wat

Wat 

Wie

Hoe

Waarom

Hoeveel

Wanneer

Welke

Waar

Slide 3 - Slide

Woorden raden
  • Ken je een gedeelte van het woord?
    vb. souligné = sous + ligne
    onder + lijn --> onderstreept
  • Lijkt het woord op een infinitief (hele werkwoord) dat je kent?
    vb. en marchant = marcher
    lopend --> lopen


Slide 4 - Slide

Woorden raden
  • Ken je het woord als een andere woordsoort?
    vb. le soleil brillant = le soleil brille
    brille = schijnt --> de stralende zon
  • Lijkt het woord op een andere taal?
    vb. une solution = lijkt op Engels
    solution --> oplossing

Slide 5 - Slide

trentaine
A
training
B
dertigtal
C
trend
D
transpiratie

Slide 6 - Quiz

illusion
A
plaatje
B
tekening
C
schijn
D
verdacht

Slide 7 - Quiz

copropriétaire
A
koper
B
mede-eigenaar
C
schoonmaakmiddel
D
bedrijf

Slide 8 - Quiz

changement
A
veranderen
B
zangstuk
C
verandering
D
zingend

Slide 9 - Quiz

Werkwoorden vertalen
  1.   Weet je zeker dat je met een werkwoord te maken hebt?
  2.   Is het belangrijk om het werkwoord te vertalen?
  3.   Kun je het infinitief van het werkwoord herleiden?
  4.   Kun je het infinitief in het woordenboek vinden?

Slide 10 - Slide

Wat zijn de uitgangen van de werkwoorden op -er?

Slide 11 - Open question

w.w. in de tegenwoordige tijd

ww. op 'er' eindigen op:

  • e
  • es
  • ons
  • ez
  • ent
  • w.w. op 'ir' eindigen op:
  • is
  • it
  • issons
  • issez
  • issent

Slide 12 - Slide

wat zijn de uitgangen van de w.w. in de v.t. (pc + imp)?

Slide 13 - Open question

Werkwoorden in de verleden tijd

Eindigend op:

v.t.

  • ais
  • ait
  • ions
  • iez
  • aient


Voltooid deelwoord

  • é
  • u
  • i

Slide 14 - Slide

w.w. in de toekomende tijd

Eindigen op:

  • erai
  • eras
  • era
  • erons
  • erez
  • ont

Slide 15 - Slide

Welke tijd?
Il est installé au canapé.
A
tegenwoordig
B
verleden
C
toekomend

Slide 16 - Quiz

Welke tijd?
Cela sera intéressant.
A
tegenwoordig
B
verleden
C
toekomend

Slide 17 - Quiz

Welke tijd?
Nous allons avoir des clients.

A
tegenwoordig
B
verleden
C
toekomend

Slide 18 - Quiz

Welke tijd?
Il a rejoint ce team.
A
tegenwoordig
B
verleden
C
toekomend

Slide 19 - Quiz

Voorbeeld

Il donne

Il donnait

Il a donné

Il va donner

Il donnera

Il donnerait

Hij geeft

Hij gaf

Hij heeft gegeven

Hij gaat geven

Hij zal geven

Hij zou geven

Slide 20 - Slide

Oefenen met zinnen begrijpen

Je krijgt een paar zinnen. Geef de 'losse' vertaling van de zin, zodat ik zie dat je weet hoe je zinnen moet begrijpen.

Vb. Après plusieurs années avec Arsenal, il a rejoint Crystal Palace.

Na een paar jaar bij Arnsel te hebben gespeeld, zit hij nu bij CP.

Slide 21 - Slide

Un société de biochimie qui revolutionnera peut-être le monde.

Slide 22 - Open question

Installée en Italie, cette start-up a été discrètement mise en place il y a 10 ans.

Slide 23 - Open question

Quand nous aurons des clients, les banques nous prêteront de l'argent.

Slide 24 - Open question