Bij zinnen met een doen-betekenis is het kernwoord een werkwoord.
Papa gaat lekker slapen.
het werkwoord 'slapen' = de kern
= werkwoordelijk gezegde
Bij zinnen met een zijn-betekenis is het kernwoord een naamwoord.
De pop was stout.
Het bijvoeglijk naamwoord 'stout' = kern
= naamwoordelijk gezegde
Let op: er staan ook nog andere werkwoorden in het gezegde!