De werkwoorden "gaan" en "doen" zijn onregelmatige werkwoorden in het Nederlands, wat betekent dat ze niet de gebruikelijke regels voor vervoeging volgen. Hier is hoe ze worden vervoegd in de tegenwoordige tijd:
Gaan: Ik ga, jij/u gaat, hij/zij/het gaat, wij/jullie/zij gaan
Doen: Ik doe, jij/u doet, hij/zij/het doet, wij/jullie/zij doen
De reden dat "gaan" en "doen" anders worden vervoegd is voornamelijk historisch. Deze werkwoorden hebben oude Germaanse wortels, en hun onregelmatige vormen zijn bewaard gebleven door de eeuwen heen.
Andere voorbeelden van onregelmatige werkwoorden in het Nederlands omvatten:
Zijn: Ik ben, jij/u bent, hij/zij/het is, wij/jullie/zij zijn
Hebben: Ik heb, jij/u hebt, hij/zij/het heeft, wij/jullie/zij hebben
Kunnen: Ik kan, jij/u kunt, hij/zij/het kan, wij/jullie/zij kunnen
Willen: Ik wil, jij/u wilt, hij/zij/het wil, wij/jullie/zij willen
Zullen: Ik zal, jij/u zult, hij/zij/het zal, wij/jullie/zij zullen
Het is belangrijk om op te merken dat onregelmatige werkwoorden moeten worden gememoriseerd, omdat ze niet de gebruikelijke vervoegingsregels volgen. Ze komen echter wel vaak voor in het Nederlands, dus het is belangrijk om ze te kennen.