werkwoorden vervoegen

werkwoorden vervoegen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NT2Secundair onderwijs

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

werkwoorden vervoegen

Slide 1 - Slide

1. Ik _________________(zijn) blij dat ik vandaag op school ben.

Slide 2 - Open question

2. Jij _________________(hebben) een mooie fiets!

Slide 3 - Open question

3. Hij/Zij _________________(eten) elke dag een appel tijdens de pauze.

Slide 4 - Open question

4. Wij _________________(leren) Nederlands.

Slide 5 - Open question

5. Jullie _________________(spelen) graag voetbal na school, toch?

Slide 6 - Open question

6. Zij (meervoud) _________________ (werken) samen aan het project.

Slide 7 - Open question

7. Ik _________________(lezen) graag boeken in de bibliotheek.

Slide 8 - Open question

werkwoorden die van een Z in een S veranderen (enkelvoud)

enkelvoud: de LETTER V wordt een letter F !
andere werkwoorden die in enkelvoud van V naar F gaan zijn:
Beleven - Ik beleef
Drijven - Ik drijf
Schrijven - Ik schrijf
Blijven - Ik blijf
Krijgen - Ik krijg
Geven - Ik geef
Overleven - Ik overleef



Slide 9 - Slide

8. Jij _________________(schrijven) heel netjes, kan je mij helpen?

Slide 10 - Open question

werkwoorden die van een V in een f veranderen (enkelvoud)

enkelvoud: de LETTER Z wordt een S !
andere werkwoorden die in enkelvoud van z naar s gaan zijn:
Blazen - Ik blaas
Kiezen - Ik kies
Lezen - Ik lees
Verliezen - Ik verlies
Bevriezen - Ik bevries
Bewijzen - Ik bewijs
Verhuizen - Ik verhuis
Reizen - Ik reis



Slide 11 - Slide

9. Hij/Zij _________________(kijken) naar het schoolbord.

Slide 12 - Open question

10. Wij _________________(luisteren) naar de leraar/lerares.

Slide 13 - Open question

11. Jullie _________________(wachten) op de bus, toch?

Slide 14 - Open question

12. Zij (meervoud) _________________ (dragen) hun schooluniform.

Slide 15 - Open question

13. Ik _________________(vergeten) soms mijn huiswerk, sorry.

Slide 16 - Open question

open klank? 1 klinker wordt 2 klinkers
voorbeeld
meten : ik meet
weten: ik weet
spelen: ik speel
zweten : ik zweet

Slide 17 - Slide

14. Jij _________________(spreken) al goed Nederlands!

Slide 18 - Open question

15. Hij/Zij _________________(komen) altijd op tijd in de klas.

Slide 19 - Open question

16. Wij _________________(maken) onze oefeningen.

Slide 20 - Open question

17. Jullie _________________(kopen) iets in de kantine?

Slide 21 - Open question

18. Zij (meervoud) _________________(vinden) de les interessant.

Slide 22 - Open question

19. Ik _________________(gaan) naar de film met vrienden dit weekend.

Slide 23 - Open question

onregelmatige werkwoorden
De werkwoorden "gaan" en "doen" zijn onregelmatige werkwoorden in het Nederlands, wat betekent dat ze niet de gebruikelijke regels voor vervoeging volgen. Hier is hoe ze worden vervoegd in de tegenwoordige tijd:

Gaan: Ik ga, jij/u gaat, hij/zij/het gaat, wij/jullie/zij gaan
Doen: Ik doe, jij/u doet, hij/zij/het doet, wij/jullie/zij doen
De reden dat "gaan" en "doen" anders worden vervoegd is voornamelijk historisch. Deze werkwoorden hebben oude Germaanse wortels, en hun onregelmatige vormen zijn bewaard gebleven door de eeuwen heen.
Andere voorbeelden van onregelmatige werkwoorden in het Nederlands omvatten:
Zijn: Ik ben, jij/u bent, hij/zij/het is, wij/jullie/zij zijn
Hebben: Ik heb, jij/u hebt, hij/zij/het heeft, wij/jullie/zij hebben
Kunnen: Ik kan, jij/u kunt, hij/zij/het kan, wij/jullie/zij kunnen
Willen: Ik wil, jij/u wilt, hij/zij/het wil, wij/jullie/zij willen
Zullen: Ik zal, jij/u zult, hij/zij/het zal, wij/jullie/zij zullen
Het is belangrijk om op te merken dat onregelmatige werkwoorden moeten worden gememoriseerd, omdat ze niet de gebruikelijke vervoegingsregels volgen. Ze komen echter wel vaak voor in het Nederlands, dus het is belangrijk om ze te kennen.


Slide 24 - Slide

20. Jij _________________(doen) ook mee aan de sportdag?

Slide 25 - Open question