Herhalingsquiz Britse Rijk

Wat is het droit divin?
A
Absolutisme
B
Een goddelijk gebod om op kruistocht te gaan
C
Een goddelijk recht (om te regeren)
D
Predestinatie
1 / 32
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, havoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat is het droit divin?
A
Absolutisme
B
Een goddelijk gebod om op kruistocht te gaan
C
Een goddelijk recht (om te regeren)
D
Predestinatie

Slide 1 - Quiz

Wat is GEEN verlichtingsidee?
A
Trias Politica
B
Natuurlijke rechten
C
Mercantilisme
D
Volkssoevereiniteit

Slide 2 - Quiz

Wat was er eerder?
A
Amerikaanse Revolutie
B
Franse Revolutie

Slide 3 - Quiz

Het abolitionisme was beïnvloed door?
A
Trias politica
B
Natuurlijke rechten
C
Mercantilisme
D
Volkssoevereiniteit

Slide 4 - Quiz

Welke handelsorganisatie bemoeide zich vooral met de driehoekshandel?
A
Royal African Company
B
East India Company
C
Royal Navy
D
VOC

Slide 5 - Quiz

Laptops dicht en weg --> uitleg

Slide 6 - Slide

Wat was er eerder?
A
Spinning Jenny
B
Stoommachine

Slide 7 - Quiz

Wat is een ander woord voor proletariaat?
A
Arbeidersklasse
B
Bourgeoisie
C
Liberalen
D
Confessionelen

Slide 8 - Quiz

Wat willen confessionelen?
A
Betere omstandigheden voor de arbeiders
B
Dezelfde subsidie voor christelijke scholen als voor openbare scholen
C
Een hele kleine overheid
D
Censuskiesrecht

Slide 9 - Quiz

Wat was GEEN reden dat de bevolking groeide in Engeland in de 19e eeuw?
A
Enclosures
B
Door machines konden boeren sneller en meer voedsel produceren
C
Urbanisatie
D
Betere geneeskunde

Slide 10 - Quiz

Waar kwam de meeste katoen vandaan voor de Engelse textielindustrie?
A
Caraïben
B
Engeland zelf
C
Verenigde Staten
D
Brits-India

Slide 11 - Quiz

Laptops dicht en weg --> uitleg

Slide 12 - Slide

De Pilgrim Fathers waren....
A
Fanatieke katholieken
B
Fanatieke calvinisten
C
Gematigde katholieken
D
Gematigde calvinisten

Slide 13 - Quiz

Welke zin is NIET juist over de Pilgrim Fathers? De Pilgrim Fathers....
A
Hebben de eerste Britse kolonie in Noord-Amerika gesticht
B
Gingen eerst naar Leiden en van daaruit naar Noord-Amerika
C
Wilden leven volgens de strenge regels van het calvinisme
D
Zouden de basis hebben gelegd voor de democratie in de VS

Slide 14 - Quiz

De Noordelijke kolonies in Noord-Amerika waren...
A
Vestigingskolonies
B
Plantage-economieën

Slide 15 - Quiz

Door welke ziekte is de inheemse bevolking van Amerika NIET massaal gestorven?
A
Griep
B
Mazelen
C
Pokken
D
Corona

Slide 16 - Quiz

De Britse kolonies in het Caribische gebied (o.a. Barbados en Jamaica) waren zeer winstgevend doordat hier ...... waren.
A
Tabakplantages
B
Suikerplantages
C
Graanplantages
D
Katoenplantages

Slide 17 - Quiz

Op de Britse plantages werkten....?
A
De inheemse bevolking
B
Tot-slaaf-gemaakten

Slide 18 - Quiz


Voor de driehoekshandel (en de slavenhandel) werd door de Engelse regering de Royal African Company opgericht
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 19 - Quiz

Bij welke periode hoort deze leus: 'no taxation without representation'
A
Amerikaanse revolutie
B
Amerikaanse burgeroorlog

Slide 20 - Quiz

De Amerikaanse revolutie leidde tot ......

(meerdere antwoorden zijn juist)

A
De onafhankelijkheid van de Britse kolonies in Noord-Amerika
B
De Amerikaanse burgeroorlog
C
Het ontstaan van de VS
D
Het voor het eerst in de praktijk brengen van ideeën van de Verlichting

Slide 21 - Quiz

Een oorzaak van de Amerikaanse burgeroorlog was onenigheid over het wel of niet afschaffen van de slavernij in de VS
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

De Amerikaanse burgeroorlog werd gewonnen door?
A
De zuidelijke staten
B
De noordelijke staten

Slide 23 - Quiz

Na de Amerikaanse burgeroorlog werd in de VS de slavernij afgeschaft
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Welke kolonie werd het belangrijkste na de onafhankelijkheid van de VS?

A
Zuid-Afrika
B
Brits-India
C
Egypte
D
Schotland

Slide 25 - Quiz

Welke zin over de East India Company is NIET juist?

A
In 1600 opgericht
B
Had in de 17e eeuw factorijen gesticht in India voor handel met het Mogolrijk
C
Bemoeide zich aanvankelijk niet met het bestuur in India
D
Stichtte in de 17e eeuw vestigingskolonies in India om daar te heersen

Slide 26 - Quiz

Welke gebeurtenis betekende het begin van het Britse koloniale rijk in India?
A
Oprichting van de EIC in 1600
B
Stichting van de EIC-factorij in Madras (oostkust van India)
C
Het Verdrag van Allahabad met de Mogolvorst
D
De kroning van de Engelse koningin Victoria tot keizerin van India

Slide 27 - Quiz

Brits-Indië werd economisch zéér belangrijk voor de Engelsen vanwege belastinginkomsten en als leverancier van katoen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Miljoenen Indiërs werden bestuurd (overheerst) door een kleine groep Britten die het inheemse bestuur gebruikten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Welke zin is onjuist?

Inheemse Indiase ondervorsten .....
A
Mochten van de Britten op de troon blijven zitten
B
Moesten gehoorzamen aan de Britse bestuurders en de Britse ambtenaren
C
Raakten hun zelfstandigheid kwijt
D
Werden als gelijkwaardig beschouwd door de Britten

Slide 30 - Quiz

De opkomst van Indiaas nationalisme was een gevolg van de westerse opleiding voor de Indiase elite.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

In 1885 richtten hoogopgeleide Indiërs het Indian National Congress op.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz