Debatteren en argumenteren

Debatteren
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FilosofieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Debatteren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning les
1. Structuur debat.
2. Argumenteren.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

4:25-6:50
Doel debat
1. De beste argumenten naar voren laten komen.
2. Overtuigen dat jouw argumenten het beste zijn en niet die van de andere partij.
3. Respecteer elkaars standpunten, het is geen wedstrijd tussen personen, maar een wedstrijd tussen (overtuigende) argumenten.
4. Je hebt elkaar dus nodig voor een goed debat!

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Argumenten
  • Tip voor het debat: werk 3 argumenten volledig uit (dus niet te veel willen).
  • Denk na wat de andere partij aan argumenten gaat geven (zodat je dat kan weerleggen).
  • Luister goed naar elkaars woorden, speel op elkaar in etc.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Argumenten
Een argument is een bewijs of reden voor jouw standpunt. Bijvoorbeeld:

‘’Alle basisschoolleerlingen moeten elke dag gymmen omdat meer beweging goed is voor de gezondheid.’.


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

SEXI! --> argument opbouwen
S: Statement --> Dat is simpelweg het argument.
EX: Explain --> uitleggen wat het argument is. Hoe je met dat argument tot het juiste voordeel komt, de juiste prettige situatie. Probeer dat stap voor stap uit te leggen (trappetje). Uitleggen waarom dat belangrijk is.
I: Illustrate --> Met voorbeelden kan je je argumenten ontzettend veel sterker maken (dan kan iedereen het zich beter voorstellen.)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld SEXI
Stelling: Er moet een kantine komen in de SvPO Utrecht
Probleem: jongeren eten ongezond in AH + leerjaar 1 en 2 kunnen niets.

  • Ten eerste: als leerling LJ 1/2 eten vergeet, geen lunch (= slechte concentratie) (statement)
  • Uit onderzoek X blijkt dat gevulde maag belangrijk is voor concentratie etc. (explain)
  • Zo had persoon X laatst dit probleem ... etc. (Illustrate)



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Soorten argumenten
Objectief
1. Controleerbare feiten (jongerenwerkloosheid is 10%)
2. Onderzoeksbevindingen (uit onderzoek is gebleken dat...)

Subjectief
1. Autoriteit/gezag (Hoogleraar Janssen zei dat...)
2. Vermoedens (voor jongeren zullen werkloos worden door flexibele contracten..)
3. Vooroordelen: (‘Deze generatie staat bekend als lui, verwend en brutaal’.)
4. Geloof/overtuiging: (‘Volgens mijn geloof is de man verantwoordelijk voor inkomsten gezin'')
5. Persoonlijk waardeoordeel (normen en waarden): (‘Het is te gek voor woorden jongeren op de bank zitten’.)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Oefening
Neem link over: https://www.cambiumned.nl/oefeningen/soorten-argumenten/

Maak de vragen en geef aan wat je score is (hoeveel goed?)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Kortom
1. Doe goed onderzoek naar argumenten, focus op drie argumenten en werk dit volledig uit met voorbeelden, feiten etc.
2. De argumenten moeten centraal staan, onderling bekvechten is punten aftrek.
3. Je hebt elkaar nodig voor een goed argument.
4. We debatteren volgens een vaste structuur. Zie opdrachtenblad.

Volgende week:
Per tweetal de stand van zaken bespreken: hoe staat het ervoor? Wat is de voorbereiding? 
15 april is het debat! Online, zonder publiek. Dus alleen met het debatgroepje.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions