4.2 Winst en verlies (2mK)

Productie
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Productie

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je weet wat een ondernemer is.
Je kent 3 productiefactoren en kunt uitleggen wat investeren is
Je weet wat concurrenten zijn.
Je kunt winst berekenen.
Je weet wanneer een bedrijf verlies maakt.

H4: Goed gemaakt?

4.2 Wat levert het op?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Produceren is het maken van goederen en het verlenen van diensten.
A
Juist
B
Niet Juist

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Waarom investeren bedrijven?
A
Omdat het moet
B
Om goedkoper en beter te kunnen produceren
C
Om alleen goedkoper te kunnen produceren
D
Omdat investeren in het bedrijfsleven verplicht is.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Bedenk drie voorbeelden van bedrijven die elkaars concurrent zijn.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Winst of verlies
  • Winst is een positief getal (boven de 0)
  • Verlies is een negatief getal (onder de 0)

Slide 14 - Slide

Omzet = winst
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Hoe bereken je de winst?
A
Winst = Opbrengsten + Kosten
B
Winst = Opbrengsten
C
Winst = Opbrengsten/Kosten
D
Winst = Opbrengsten - Kosten

Slide 16 - Quiz

Noem een ander woord voor failliet.

Slide 17 - Open question

Winst (of verlies) berekenen

Slide 18 - Slide

Wanneer maak je verlies?

Slide 19 - Mind map

Leerdoel
Je weet wat een ondernemer is.
Je kent 3 productiefactoren en kunt uitleggen wat investeren is
Je weet wat concurrenten zijn.
Je kunt winst berekenen.
Je weet wanneer een bedrijf verlies maakt.

H4: Goed gemaakt?

4.2 Wat levert het op?

Slide 20 - Slide