Taalverzorging H2.1 - Aan elkaar of los

Welkom
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom

Slide 1 - Slide

Spelling
Aan elkaar of los

Slide 2 - Slide

Aan elkaar of los?

Slide 3 - Slide

Aan het einde van deze les weet/kun je:
Je weet welke woorden je aan elkaar moet schrijven, en welke woorden je los van elkaar moet schrijven
Lesdoel:

Slide 4 - Slide

- Uitleg
- Aan het werk
- Controle lesdoelen
- (huis)werk
Lesindeling:

Slide 5 - Slide

Aan elkaar of los
In het Nederlands schrijf je twee of meer woorden aan elkaar als zij één begrip vormen.

Slide 6 - Slide

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Slide 7 - Slide

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Slide 8 - Slide

Aan elkaar
Samenstellingen van twee of meer zelfstandige naamwoorden

kassabon
schoolpas
oliebollenkraam

Slide 9 - Slide

Aan elkaar
Samengestelde aardrijkskundige namen
gebruik van een streepje -
 In Zuid-Brabant zitten leuke vakantieparken.
De Oost-Friese man heeft de elfstedentocht geschaatst.

Slide 10 - Slide

Aan elkaar
Werkwoorden die beginnen met een voorzetsel (op, na, over, uit)

opeten
uitlaten
overlopen

Slide 11 - Slide

Aan elkaar
Woorden met er-, daar-, hier- en waar- plus een voorzetsel

daarachter
waarvoor
hierbij

Slide 12 - Slide

Aan elkaar
Getallen tot en met duizend (na duizend komt een spatie)

zesenzeventig
achthonderd
drieëntwintigduizend zeshonderd

Slide 13 - Slide

Digitaal lesmateriaal:
Hoofdstuk 2 kennis
Aan elkaar of los - Taalverzorging 1
Je werkt 25 minuten in stilte
maken:
timer
25:00

Slide 14 - Slide

Waarom is dit één woord?

kaasboer
A
Het is een werkwoord met op-, over-, na-, uit-
B
Het is een samenstelling
C
't is een samengestelde aardrijkskundige naam
D
Het is een getal tot en met duizend

Slide 15 - Quiz

Waarom is dit één woord?

ophalen
A
Het is een werkwoord met op-, over-, na-, uit-
B
Het is een samenstelling
C
't is een samengestelde aardrijkskundige naam
D
Het is een getal tot en met duizend

Slide 16 - Quiz

Waarom is dit één woord?

Noord-Laren
A
Het is een werkwoord met op-, over-, na-, uit-
B
Het is een samenstelling
C
't is een samengestelde aardrijkskundige naam
D
Het is een getal tot en met duizend

Slide 17 - Quiz

Waarom is dit één woord?

alarmsignaal
A
Het is een werkwoord met op-, over-, na-, uit-
B
Het is een samenstelling
C
't is een samengestelde aardrijkskundige naam
D
Het is een getal tot en met duizend

Slide 18 - Quiz

Waarom is dit één woord?

drieduizend
A
Het is een werkwoord met op-, over-, na-, uit-
B
Het is een samenstelling
C
't is een samengestelde aardrijkskundige naam
D
Het is een getal tot en met duizend

Slide 19 - Quiz

Waarom is dit één woord?

inzetten
A
Het is een werkwoord met op-, over-, na-, uit-
B
Het is een samenstelling
C
't is een samengestelde aardrijkskundige naam
D
Het is een getal tot en met duizend

Slide 20 - Quiz

Schrijf het getal in letters...
500

Slide 21 - Open question

Schrijf het getal in letters...
300.000

Slide 22 - Open question

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 23 - Quiz

Bah, wat is dit ___!
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 24 - Quiz

Schrijf de zin goed:
Reiniers knie operatie is voor de tweede keer uit gesteld.

Slide 25 - Open question

In het kraampje langs de weg worden streekproducten, zoals jam en ___, verkocht
A
bijen honing
B
bijenhoning

Slide 26 - Quiz

Mevrouw Schipper gaat elke zondag met haar ___ naar de Beekse Bergen.
A
klein kind
B
kleinkind

Slide 27 - Quiz

Dit boek is geen werkboek, je mag er dus niet ___.
A
in schrijven
B
inschrijven

Slide 28 - Quiz

Digitaal lesmateriaal:
Hoofdstuk 2 kennis
Aan elkaar of los
Taalverzorging
(huis)werk:

Slide 29 - Slide