This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom havo 3
- Herhalen Fictie.
- Verder met leesvaardigheid -> Argumenteren.
Slide 1 - Slide
Lezen hoofdstuk 3 - Argumenteren
Slide 2 - Slide
Theorie argumentatie -
standpunt en argument
Slide 3 - Slide
Theorie standpunt/argument (1)
De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dit standpunt heeft.
Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, ik denk dat, dan ook, dus, daarom, kortom, ...
Slide 4 - Slide
Welk signaalwoord hoort niet bij een standpunt?
A
Volgens mij
B
Kortom
C
ten slotte
D
Daarom
Slide 5 - Quiz
Theorie standpunt/argument
argument: waarom je iets vindt; verdedigen of aanvallen van een standpunt
Uit geheime opnames blijkt dat de dolfijnen in het Dolfinarium in veel te kleine zwembaden rondzwemmen (=argument). Ik vind dat het Dolfinarium de dolfijnen slecht verzorgt (=standpunt).
In de nabije toekomst hoeven we nog maar 25 uur per week te werken (=standpunt), want steeds meer werk wordt ons door robots uit handen genomen (=argument).
Slide 8 - Slide
Theorie feitelijk/waarderend (1)
Feitelijk: je kunt controleren of de uitspraak waar is of onwaar
Waarderend: wenselijk of onwenselijk
goed of slecht, mooi of lelijk,
waardevol of waardeloos, etc.
Van mening verschillen -> ondersteunen met een extra. argument
Slide 9 - Slide
Ik bestel liever een pizza bij de pizzakoerier in plaats van er zelf een te bakken, want bestellen is veel minder werk.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 10 - Quiz
Zelfgemaakte pizza's vind ik lekkerder dan een Domino's pizza.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 11 - Quiz
Standpunt:
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan.
Waarderend argument
Feitelijk
argument
Reizen met het OV is veel rustiger.
Het OV is goedkoper dan de auto.
Slide 12 - Drag question
Standpunt: Maastricht is een prima stad om een
excursie voor CKV te organiseren.
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken.
Maastricht heeft een gezellige binnenstad.
Slide 13 - Drag question
3 vormen van argumenteren
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Combinatie van onder- en nevenschikking
Slide 14 - Slide
Basisschema's
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Slide 15 - Drag question
Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen.
= blokjesschema
Slide 16 - Slide
Argumentatiestructuren (1)
Enkelvoudige argumentatie (een argument bij een standpunt)
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Slide 17 - Slide
Argumentatiestructuren (2)
Onderschikkende argumentatie (een gebruikt argument wordt door een ander argument ondersteund).
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.
Slide 18 - Slide
Argumentatiestructuren (3)
Nevenschikkende argumentatie (ieder argument is op zich een zelfstandig argument voor het standpunt)
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Slide 19 - Slide
Standpunt
Argument 1
Argument 2
De rekening was belachelijk hoog
De volgende keer nemen we een andere loodgieter
We hebben uren zitten wachten voordat hij er was
Slide 20 - Drag question
Deze argumentatie noem je
A
Enkelvoudig
B
Onderschikkend
C
Nevenschikkend
D
Combinatie neven- en onderschikkend
Slide 21 - Quiz
Standpunt
Argument 1
Argument 2
Veel scholieren zijn verslaafd aan hun mobieltje
Mobiele telefoons zouden verboden moeten worden voor jongeren.
Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje