V4 jeudi, le 1er avril

Bonjour 
tout le monde
1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Bonjour 
tout le monde

Slide 1 - Slide

Le programme pour aujourd'hui:
- Répéter grammaire chapitre 4 (Quiz)
- Comment on fête le 1er avril et Pâcques en France?
- Vidéo recette + questions
- Poser des questions
- Corriger les devoirs (Its Learning)

Slide 2 - Slide

GR A - Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp in het Frans

NL
Frans
Voorbeeld
mij / me
me, m'
Elle me regarde. 
jou / je
te, t'
Elle te regarde. 
hem / haar
le, l'
la, l'
Elle le / la regarde. 
ons
nous
Elle nous regarde. 
jullie / u
vous
Elle vous regarde. 
hen / hun / ze
les
Elle les regarde. 

Slide 3 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord als  meewerkend voorwerp in het Frans

NL
Frans
Voorbeeld
mij / me
me, m'
Jean me donne un livre. 
jou / je
te, t'
Jean te donne un livre. 
hem / haar
lui
Jean lui donne un livre. 
ons
nous
Jean nous donne un livre. 
jullie / u
vous
Jean vous donne un livre. 
hen
leur
Jean leur donne un livre. 

Slide 4 - Slide

Je l'aide.
Je la vois.
On vous donne un cadeau.
Tu leur as écrit?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 5 - Drag question

Wat is de plaats in de zin van het pers. vnw. als lijdend/meewerkend voorwerp?
A
Altijd voor de persoonsvorm.
B
Altijd voor het voltooid deelwoord.
C
Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan voor het hele werkwoord.
D
Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan na het hele werkwoord.

Slide 6 - Quiz

Vervang het meewerkend voorwerp:
Elle parle à ses collègues.
A
Elle le parle
B
Elle lui parle
C
Elle les parle
D
Elle leur parle

Slide 7 - Quiz

"Le chat chasse la souris"

In welke zin is het lijdend vooorw. goed vervangen?

A
Le chat lui chasse.
B
Le chat la chasse.
C
Le chat chasse la.
D
Le chat chasse lui.

Slide 8 - Quiz

"La souris a trompé le chat"

In welke zin is het lijdend vw. goed vervangen?

A
la souris l'a trompé
B
la souris a le trompé
C
la souris a trompé le

Slide 9 - Quiz

Vervang het lijdend of meewerkend voorwerp:

Je ne vais pas écrire un message.
A
Je ne vais pas l'écrire
B
Je ne le vais écrire pas
C
Je ne vais pas le écrire
D
Je vais pas lui écrire

Slide 10 - Quiz

Vervang het lijdend of meewerkend voorwerp en geef antwoord op de vraag:

Tu écris un email ? Non, ....
A
je ne le écris pas
B
je ne pas l'écris
C
je ne l'écris pas
D
je le n' écrire pas

Slide 11 - Quiz

Grammaire B
mettre
dire
ouvrir
offrir
etc...

Slide 12 - Slide

zeggen
toegeven
ontdekken
openen
leggen
découvrir
mettre
admettre
dire
ouvrir

Slide 13 - Drag question

ik zal aantrekken
Ik trok aan
Ik trek aan
Ik heb aangetrokken
Je mets
J'ai mis
je mettais
je mettrais

Slide 14 - Drag question

Vertaal:
on dirait
A
men zou denken
B
men zou weten
C
men zou lachen
D
men zou zeggen

Slide 15 - Quiz

jij zei (dire, imparfait)
A
tu dirais
B
tu disais
C
tu as dit
D
tu dis

Slide 16 - Quiz

'Hij zal openen'

(ouvrir, futur)
A
Il ouvrirat
B
Il ouvriras
C
Il ouvrira
D
Il ouvrirait

Slide 17 - Quiz

Je (ouvrir - passé composé) ... mon ordinateur pour suivre les cours en ligne.
A
ouvert
B
ouvre
C
ai ouvert
D
suis ouvert

Slide 18 - Quiz

Bloc C (grammaire)
L'impératif 

Luc, fais tes devoirs!
Faisons nos devoirs!
Luc et Lucie,faites vos devoirs!

   In welke vorm staan deze zinnen? Wat is de impératif?

Slide 19 - Slide

Wat zijn de 3 vormen van de impératif van
prendre (nemen, pakken)?
A
prends, prennons, prennez
B
prenne, prenons, prenez
C
prends, prenons, prenez

Slide 20 - Quiz

Wat is de gebiedende wijs van "vendre" (verkopen) als je het zegt tegen meerdere mensen?
A
vends la maison!
B
vendons la maison!
C
vendez la maison!

Slide 21 - Quiz

Wat is de gebiedende wijs van het werkwoord avoir (je-vorm)
A
Aie
B
Ayons
C
Ayez

Slide 22 - Quiz

Welke werkwoordsvorm is geen gebiedende wijs?
A
Mange
B
Vend
C
Parlez
D
Attends

Slide 23 - Quiz

Le 1er avril en France (mais aussi en Belgique et en Italie!): On colle discrètement un poisson en papier sur le dos de quelqu'un et on dit: 
Poisson d'avril!

Slide 24 - Slide

Pâcques en France:

Paaszondag (Pâques) en Paasmaandag (lundi de Pâques). 
Vroeger ging men naar de kerk: La France est d'origine un pays catholique. Mais, aujourd'hui, on fête Pâcques surtout à la maison. 
On prépare un bon repas et on mange beaucoup! 
De paashaas kennen de Fransen niet zo, 
wel de paasklokken (les cloches de Pâques). 
Op Paasochtend gaan Franse kinderen in de tuin 
eieren zoeken (la chasse aux oeufs). 
Paaseieren staan symbool voor hoop op nieuw leven. 

Joyeuses Pâques!” 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Qu'est-ce que c'est "du beurre à température ambiante"?
A
de oven voorverwarmen
B
boter op kamertemperatuur
C
gesmolten boter
D
de cakejes in de oven bakken

Slide 27 - Quiz

Qu'est-ce que c'est "fondre"
A
mixen
B
zeven
C
smelten
D
toevoegen

Slide 28 - Quiz

Qu'est-ce que c'est "le sucre glace"
A
poedersuiker
B
fruithagel
C
fruithagel
D
rietsuiker

Slide 29 - Quiz

Qu'est-ce que c'est "de la levure"
A
meel
B
gist
C
vanillesuiker
D
zout

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide