Le passé composé

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

    Le Passé Composé

Lesdoelen

• Aan het eind van deze les weet je wat de passé composé is.
•  Aan het eind van deze les weet je hoe je de passé composé maakt.

Passé composé met avoir

- Hoe maak je de passé composé

- vervoeging van avoir

Wat is de passé composé in het Nederlands?

1. de verleden tijd
2. de voltooid tegenwoordige tijd
3. de toekomende tijd
4. de tegenwoordige tijd

Passé composé

Le passé composé = voltooid tegenwoordige tijd

De passé composé is de verleden tijd met 2 werkwoorden. 

Bijvoorbeeld: Ik heb gegeten.

                             J'ai mangé

Wat is de passé composé?

Passé composé (bloc H)

J'ai dansé.

Ik heb gedanst

Hoe vorm je de passé composé?

De passé composé bestaat uit:

1. hulp werkwoord = vorm w.w. avoir

2. voltooid deeltwoord

présent

passé composé

Je regarde Netflix

Luc et Sophie parlent français

On a fêté l'anniversaire

Vous avez invité Luc?

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?

Sleep die twee elementen naar het juiste vakje

+ 

Persoonlijk voornaamwoord

Vorm van een hulpwerkwoord

Heel werkwoord

Voltooid deelwoord

Een voltooid deelwoord maken - regelmatige werkwoorden

eindigt op -é

eindigt op -u

eindigt op -i

parler

finir

vendre

entendre

choisir

écouter

remplir

attendre

Een voltooid deelwoord maken

parler -> j'ai parlé

vendre -> j'ai vendu

finir -> j'ai fini

Noem een onregelmatig werkwoord + het vaste voltooid deelwoord

Elle (réfléchir)

Vous (faire)

Ils (entendre)

Tu (être)

Passé composé met être

- Hoe maak je de passé composé

- vervoeging van être

Noem in het Nederlands een voltooid tegenwoordige tijd met het hulpwerkwoord 'zijn'.

Vertaal in het Frans:
Ik ben gegaan.

1. J'ai allé
2. Je suis allé

De werkwoorden die jullie moeten weten:

- aller

- arriver

- rester

Je (arriver)

1. J'ai arrivu
2. Je suis arrivi
3. J'ai arrivé
4. Je suis arrivé

Nous (avoir)

Tu (rester)

Il (aller)

Attention!

Thomas est allé au cinéma. 

Sarah est allée au cinéma. 

Thomas et Luc sont allés au cinéma. 

Sarah et Fay sont allées au cinéma.

Wat is de regel?

De être-regel 

1. Hulpwerkwoord être

2. Wat is het onderwerp in de zin?

Mannelijk enkelvoud = voltooid deelwoord + niks

Vrouwelijk enkelvoud = voltooid deelwoord + e

Mannelijk meervoud = voltooid deelwoord + s

Vrouwelijk meervoud = voltooid deelwoord + es

De passé composé

Met het hulpwerkwoord 'avoir' en 'être'

Wat weten jullie nog over de passé composé?

Tu (entendre)

Elle (trouver)

Ils (remplir)

hulpwerkwoord 'avoir' (hebben)

hulpwerkwoord être (zijn)

aller

faire

être

arriver

vendre

parler

rester

pouvoir

trouver

Nous (aller)

1. Nous sommes allés
2. Nous sommes allé
3. Nous avons allé
4. Nous sommes allée

Elle (arriver)

1. Elle a arrivé
2. Elle a arrivée
3. Elle est arrivé
4. Elle est arrivée

Ils (pouvoir)

1. Ils sont pus
2. Ils sont pues
3. Ils ont pu
4. Ils ont pus

Elles (rester)

Vous (trouver)

Tu (être)

Au travail!

Bron D: ex. 16abcde + 17 + 18

20 minuten

1. Klaar? Blaadje met opdracht passé composé maken

2. Klaar? Slim stampen online / verbuga.eu / voca leren op study.go