This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Technologie
Slide 1 - Slide
Technologie
Waarover gaat dit thema?
Een wereld zonder computers, internet of telefoon?
Kan dat?
Welke apparaten zijn belangrijk voor jou?
En welke apparaten worden in de toekomst belangrijk?
Heeft iedereen dan een robot?
Slide 2 - Slide
Technologie Waar denk je aan?
Slide 3 - Mind map
De technologie =
Technologie is het uitvinden en toepassen van nieuwe technieken. Technologie --> Grieks: techne en logia. Techne = vakmanschap. Logia = theorie. Vakmanschap betekent dat iemand heel goed is in een bepaald beroep. Theorie gaat over het nadenken over een bepaald onderwerp.
Slide 4 - Slide
De uitvinding =
Iets dat als eerste bedacht of gemaakt is.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Vroeger
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
De toekomst???
Slide 10 - Slide
Wat kunnen we in de toekomst?
Slide 11 - Mind map
de robot
een machine die het werk van een mens doet
Een robot werkt heel precies en is nooit ziek.
Slide 12 - Slide
het gebouw
iets wat gebouwd is en waar je in kunt
Onze school zit in een groot gebouw.
Slide 13 - Slide
dalen
naar beneden gaan / zakken
De temperatuur daalt vannacht flink.
Het vliegtuig daalt en zal snel landen.
Slide 14 - Slide
opladen
zorgen dat er weer elektriciteit bij komt
Ik moet mijn telefoon elke dag opladen.
Elektrische auto's moet je opladen.
Slide 15 - Slide
kapot
als iets beschadigd is of niet meer werkt
Mijn telefoon is gevallen en nu is het scherm kapot.
Na het ongeluk was mijn auto helemaal kapot.
Slide 16 - Slide
de planeet
een hemellichaam (een groot iets) dat rond een ster draait
De aarde is een planeet.
De mens wil graag naar de planeet mars gaan
Slide 17 - Slide
winnen (won - gewonnen)
de beste zijn in een wedstrijd of een spel
Het voetbalteam heeft de beker gewonnen.
Wie denk jij dat de wedstrijd gaat winnen?
Slide 18 - Slide
downloaden
digitale gegevens naar je eigen computer halen
Ik wil die game downloaden, want dan kan ik hem spelen.
Slide 19 - Slide
studeren
iets leren / oefenen
Als je een goed cijfer voor de toets wil, moet je goed studeren.
Bij buurmeisje studeert elke dag piano.
Slide 20 - Slide
leeg
iets waar niets of niemand in zit
Je moet altijd je bord leeg eten.
De batterij van mijn telefoon is leeg. Ik kan nu niet bellen.