This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
4H - Cursus Leesvaardigheid
Les 10 van 12
Slide 1 - Slide
Leerdoelen § 6: alinea's en tekstverbanden
Ik weet wat het belang is van het onderverdelen van grote stukken informatie in kortere delen.
Ik kan aangeven hoe alinea’s met elkaar in verband staan en verbindings- en functiewoorden uitleggen.
Ik kan uitleggen wat het effect is van een alinea-indeling op de begrijpelijkheid van een tekst of uiting.
Ik kan een passende alinea-indeling maken voor een tekst en een goede alinea schrijven.
Slide 2 - Slide
Terugblik vorige les
Jullie vragen...
Bespreken hw:
Opdr. 2 en 3 OB p. 20
Vr. 7 t/m p. 64/65 TB
Slide 3 - Slide
vraag 2, tekstje 'Soapoli' (p. 50)
a) verband al. 1 en 2: tegensteling
b) het woordje 'echter'
c) alinea 3 geeft een uitleg
d) aan het woord 'uitleg'
e) vijf signaalwoorden: bijvoorbeeld, als, zoals, want en dus
f ) bijvoorbeeld en zoals: voorbeeld
als: voorwaarde
want: reden
dus: conclusie
Slide 4 - Slide
vraag 3 blz. 50
a) hij wil de structuur en opbouw van zijn tekst duidelijk maken
b) het stoort, want het haalt de vaart uit de tekst. Bij een goed opgebouwde tekst kan de lezer zelf zien hoe de tekst is opgebouwd
c) Bijv: Beste scholier, i.p.v. de tekst uit te leggen in een aparte alinea, kun je beter zorgen dat de tekst helder is. Kies een passnde vaste structuur, een logisch alineaopbouw en gebruik signaal- en functiewoorden.
Slide 5 - Slide
Bespreking vraag 7 t/m 13
Zit je klaar met je opdrachtenboekje en je schrift?
Daar gaan we!
Slide 6 - Slide
vraag 7 blz. 53
De tekst past bij een paragraaf over alinea's en verbanden omdat het in teksten en grote rol speelt hoe je afzonderlijke tekstdelen met elkaar verbindt.
Slide 7 - Slide
vraag 8 blz. 53
'Verbinden' is in de tekst uitgewerkt als je verbinden met andere mensen, je verbroederen
Slide 8 - Slide
9) Welk verband bestaat er tussen alinea 1 en 2? Alinea 2 bevat:
A
een gevolg van iets dat in alinea 1 genoemd wordt
B
een tegenwerping van iets dat in alinea 1 gesteld is
C
een toelichting bij iets dat in alinea 1 gesteld is
D
een voorbeeld bij iets dat in alinea 1 genoemd wordt
Slide 9 - Quiz
10) Welk functiewoord had de schrijver kunnen gebruiken in alinea 3?
A
anekdote
B
argument
C
voorbeeld
D
verklaring
Slide 10 - Quiz
11) In . 43 staat: 'laten we eens een stap daarvoor beginnen.' Welk verband legt de schrijver in deze zin tussen de vorige en deze alinea?
A
verband van reden, oorzaak, gevolg
B
verband van vergelijking
C
verband van opsomming
D
verband van tijd
Slide 11 - Quiz
12) Bedenk zelf een kopje dat zou passen boven alinea 6.
Slide 12 - Open question
vraag 13 blz. 53
wie wil antwoorden?
a) a.h. begin v.d. tekst ervaart de schrijver het woord 'verbinding' als een betekenisloos woord waar hij moe van is. Het is een marketingterm geworden.
b) ja, de schrijver voelt zich a.h. eind verbonden met het land van zijn moeder, waar hij heeft ervaren hoe ‘aards, tastbaar en simpel het soms kan zijn om met elkaar te leven’ (regels 79-81).
Slide 13 - Slide
Leerdoelen § 7: samenvatten
Ik ken verschillende soorten samenvattingen
Ik weet wat het doel is van samenvatten
Ik kan hoofd- van bijzaken onderscheiden
Ik kan stappen doorlopen om een goede samenvatting te maken