3.2 - Wat levert het op?

3. We gaan voor de winst
3.2 Hoeveel levert het op?
1 / 40
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

3. We gaan voor de winst
3.2 Hoeveel levert het op?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Terugblik §3.1
Wat zijn de kosten?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 3
Paragraaf 2 - Wat levert het op?
4 vmbo

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Vragen paragraaf 1 bespreken
  • Hoe je de bruto en netto winst van een bedrijf kunt uitrekenen
  • Wat is de productiecapaciteit?
  • Wat is de arbeidsproductiviteit?
  • Hoe kun je arbeidsproductiviteit uitrekenen?
  • Waarom is arbeidsproductiviteit belangrijk voor een bedrijf?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Bruto en nettowinst
  1. Omzet                     €                                     
  2. Inkoopwaarde     €                   -               
  3. Brutowinst            €                                     
  4. Bedrijfskosten    €                   -                 
  5. Nettowinst            €

ALTIJD zonder BTW, die is voor de overheid!


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

1. Omzet
  • De omzet = het aantal euro dat een bedrijf verdiend (zonder dat de kosten eraf zijn) = opbrengsten
  • De afzet = Het aantal verkochte producten in stuks

Formule omzet = 
Afzet x (de gemiddelde) verkoopprijs per product



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

2. Inkoopwaarde
Inkoopwaarde = De totale prijs waar een bedrijf haar producten voor in koopt.

Formule inkoopwaarde =
Afzet x (gemiddelde) inkoopprijs per product

 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

3. bruto winst
Brutowinst = de winst die je hebt behaald zonder aftrek van bedrijfskosten.

 Formule brutowinst = 
 Omzet – inkoopwaarde


 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

4. Bedrijfskosten
Bedrijfskosten = Alle kosten die een bedrijf heeft (vast + variabel) behalve de inkoopwaarde

Formule bedrijfskosten
Alle vaste en variabel kosten bij elkaar optellen
 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

5. Netto winst
Nettowinst = De winst die een bedrijf daadwerkelijk heeft gehaald na aftrek van alle kosten

 
Formule nettowinst = 
  1.  Brutowinst – bedrijfskosten 
  2.  Omzet – inkoopwaarde - bedrijfskosten

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Bruto en nettowinst
  1. Omzet                     €                                     
  2. Inkoopwaarde     €                   -               
  3. Brutowinst            €                                     
  4. Bedrijfskosten    €                   -                 
  5. Nettowinst            €

ALTIJD zonder BTW, die is voor de overheid!


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Oefensom netto en bruto winst
 Van Fictief B.V. dat handelt in mobiele telefoons zijn de volgende gegevens over het jaar 2005 bekend:

  • De afzet bedroeg 1400 stuks.
  • De verkoopprijs bedroeg €125,00 per stuk.
  • De inkoopprijs bedroeg €80,00 per stuk.
  • De bedrijfskosten bedroegen 13% van de omzet.
Bereken de bruto en de nettowinst van fictief B.V.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Link

This item has no instructions

Denk jij dat het 'nieuwe' Blokker succesvol wordt? Geef een argument voor je mening.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Wat is juist?
A
omzet - verkoopwaarde = nettowinst
B
omzet - inkoopwaarde = nettowinst
C
omzet - bedrijfskosten = nettowinst
D
omzet - inkoopwaarde = brutowinst

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Hoe bereken je de netto winst?
A
Omzet - bedrijfskosten
B
bruto winst - bedrijfskosten
C
Omzet - bruto winst
D
omzet - bruto winst - bedrijfskosten

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

Hoe maakt Bolletje gebruik van de 4 productiefactoren?
Arbeidsproductiviteit/ productiecapaciteit
Productiecapaciteit
  • De maximale hoeveelheid producten dat een bedrijf kan produceren
 
Arbeidsproductiviteit = 
  • Hoeveel iemand (of een groep mensen) produceert in een bepaalde tijd. 
  • Hoe hoger de arbeidsproductiviteit hoe meer
    iemand produceert in minder tijd   

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Arbeidsproductiviteit/ productiecapaciteit
 Formule arbeidsproductiviteit per uur =
 Totale productie (in stuks) : Totaal aantal gewerkt uren


 Formule arbeidsproductiviteit per werknemer:
 Totale productie (in stuks) : Totaal aantal werknemers


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Hoe kan een bedrijf er voor zorgen dat de arbeidsproductiviteit omhoog gaat?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Verhogen Arbeidsproductiviteit
  1. Door mechanisatie. Dit is dat machines het werk van mensen overneemt
  2. Door automatisering. Dit is dat computers het werk van mensen overneemt
  3. Door een goede werksfeer
  4. Door verbetering van de arbeidsomstandigheden
  5. Door verbetering van de arbeidsvoorwaarden
  6. Door arbeidsverdeling. Dit is dat iedereen doet waar hij/zij goed in is
  7. Door scholing

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Waarom gaat de arbeidsproductiviteit niet omhoog als je meer personeel aanneemt?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Verhogen arbeidsproductiviteit
Dus NIET door:
  • Meer mensen aan te nemen. Je gaat wel meer doen, maar niet in minder tijd.
  • Meer uren te gaan werken. Je gaat wel meer doen, maar niet in minder tijd.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

De winkels zijn in december elke avond open. Wordt hierdoor de arbeidsproductiviteit groter?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Een bedrijf produceert 30.000 frikadellen. Er werken 25 mensen in de fabriek en 5 op kantoor. Bereken de arbeidsproductiviteit per werknemer.
A
1.200
B
750
C
1.000
D
6.000

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
A
scholing
B
arbeidsvoorwaarden
C
arbeidsverdeling
D
openingstijden

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Als de arbeidsproductiviteit toeneemt, kunnen de productiekosten ...
A
dalen.
B
stijgen.
C
gelijk blijven.
D
verdwijnen.

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Hoe beïnvloedt concurrentie de arbeidsproductiviteit?
A
doordat je sneller en beter gaat produceren neemt de arbeidsproductiviteit af
B
doordat je beter wil zijn dan je concurrenten, gaat dat vanzelf
C
doordat je beter wil zijn dan je concurrent blijft de arbeidsproductiviteit gelijk
D
doordat je de concurrentie voor wilt blijven, ga je sneller en beter produceren en neemt de arbeidsproductiviteit toe

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

People Planet Profit
  • Leren over de 3 P's ( people, planet, Profit)

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Video

This item has no instructions

Wat doet ASN bank aan maatschappelijk verantwoord ondernemen?

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

Wat hebben we deze les geleerd?

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Vragen paragraaf 1 bespreken
  • Hoe je de bruto en netto winst van een bedrijf kunt uitrekenen
  • Wat is de productiecapaciteit?
  • Wat is de arbeidsproductiviteit?
  • Hoe kun je arbeidsproductiviteit uitrekenen?
  • Waarom is arbeidsproductiviteit belangrijk voor een bedrijf?

Slide 40 - Slide

This item has no instructions