19-6-2023 oefenen voor Leesvaardigheid PW

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 

  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • boek/schrift/pen op tafel
  • ga op je vaste plek zitten 
timer
2:00
--> Als de 2 minuten voorbij zijn ben je stil en wacht je op de docent!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 

  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • boek/schrift/pen op tafel
  • ga op je vaste plek zitten 
timer
2:00
--> Als de 2 minuten voorbij zijn ben je stil en wacht je op de docent!

Slide 1 - Slide

wat gaan we vandaag doen?
- Huiswerk controleren
- So stof bespreken
- Huiswerk maken in de les

Slide 2 - Slide

SO stof
 
- woorden en zinnen blz. 127 en 128 
- grammatica A (Kloktijden)
- grammatica B (Bezittelijk voornaamwoord) 


Slide 3 - Slide

Planagenda 12 juni
- SO over H3


Slide 4 - Slide

antwoorden nakijken:
- vanaf blz. 101 opdracht 11 / 12 13 afmaken
- vanaf blz. 103 opdracht 1 / 2/ 3 / 5 

Slide 5 - Slide

maak een aantekening in je schrift!

Slide 6 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
 het bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Slide

het bezittelijk voornaamwoord

Vandaag ga je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits leren.
Maar wat is eigenlijk het bezittelijk voornaamwoord?
Kijk naar het volgende uitlegfilmpje.
  

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 10 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 11 - Quiz

het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke  voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is  de eigenaar of maker van het voorwerp: 

mijn fiets

haar tekening

hun huis

jouw broer

zijn auto

Slide 12 - Slide

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt het lidwoord dus:


Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule


Slide 13 - Slide

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elk persoon een bezittelijk voornaamwoord:

ENKELVOUD

ik - mijn - mein

jij - jouw - dein

zij - haar - ihr

hij - zijn - sein  

het - zijn - sein



Slide 14 - Slide

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elk persoon een bezittelijk voornaamwoord.

MEERVOUD:

wij - ons/onze - unser

jullie - jullie - euer

zij - hun - ihr

u - uw - Ihr



Slide 15 - Slide

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin.
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 16 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord:
Das ist ( uw) Haus.
A
ihr
B
Ihre
C
ihre
D
Ihr

Slide 17 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze) Eltern
A
deine
B
unser
C
ihre
D
unsere

Slide 18 - Quiz

Bezittelijke voornaamwoorden
(mijn) ......... Zimmer (o)
A
mein
B
meine

Slide 19 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
haar
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 20 - Quiz

Bezittelijke voornaamwoorden
(mijn) ......... Mutter
A
mein
B
meine

Slide 21 - Quiz

zelfstandig en stil werken: 
- online Test Jezelf 3.1 / 3.2 / 3.3 

Klaar?--> woorden en zinnen leren blz. 127 en 128
timer
15:00
timer
10:00

Slide 22 - Slide