This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Vandaag
Jullie mogen nog leren voor het SO begint!!
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Spelregels SO
Niet praten en spieken - cijfer 1
Als je een vraag hebt steek je je vinger op
Ben je klaar? Steek je vinger op dan kom ik je SO ophalen
Als je klaar bent mag je stil iets voor je zelf doen
Slide 2 - Slide
Vandaag
Huiswerk nakijken
Kort herhalen 1.1 + 1.2
Slide 3 - Slide
Opdracht 20 - figuur 3
Mo wil minimaal een half uur bellen. De rest gebruikt hij voor uitgaan. Hoeveel avonden kan hij uit?
Slide 4 - Slide
Opdracht 20 a - figuur 3
Mo wil minimaal een half uur bellen. De rest gebruikt hij voor uitgaan. Hoeveel avonden kan hij uit?
2 keer!
Slide 5 - Slide
Opdracht 20 b - figuur 3
Tim wil maximaal uitgaan en minimaal een kwartier bellen. Hoe vaak kan Tim uit?
Slide 6 - Slide
Opdracht 20 b - figuur 3
Tim wil maximaal uitgaan en minimaal een kwartier bellen. Hoe vaak kan Tim uit?
2 keer!
Slide 7 - Slide
Opdracht 20 c - figuur 3
Je belt een uur. Bereken of je volledige budget gebruikt is.
Slide 8 - Slide
Opdracht 20 c - figuur 3
Je belt een uur. Bereken of je volledige budget gebruikt is.
Nee want een uur is 4 kwartier. 4 x 5 = €20,00 Het inkomen is €45,00. Je hebt €25,00 over voor uitgaan.
Slide 9 - Slide
Opdracht 21 a
De budgetlijn is een voorbeeld van een model.
Wat kun je leren met dit model?
Slide 10 - Slide
Opdracht 21 a
De budgetlijn is een voorbeeld van een model.
Wat kun je leren met dit model?
Met dit model kun je aangeven wat de verhouding is tussen de uitgaven van uitgaan en bellen.
Slide 11 - Slide
Opdracht 21 b
De budgetlijn is een voorbeeld van een model.
Beschrijf twee beperkingen van het model 'budgetlijn'.
Slide 12 - Slide
Opdracht 21 b
De budgetlijn is een voorbeeld van een model.
Beschrijf twee beperkingen van het model 'budgetlijn'.
De keuze is beperkt tussen twee producten.
Je kijkt alleen naar de twee producten, andere factoren die van invloed zijn op je keuze, laat je buiten beschouwing.
Slide 13 - Slide
Opdracht 22
Per jaar kun je €120 uitgeven aan concerten en bioscoop. Een concert kost gemiddeld €40. De bioscoop kost €7,50.
Stel de formule op van de budgetlijn en teken de budgetlijn.
Slide 14 - Slide
Budgetlijn tekenen
Teken een assenstelsel met op de y-as skins en op de x-as gliders.
Vul de formule in.
Bereken het aantal skins bij x = 0
Bereken het aantal gliders bij y = 0
Teken de punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn.
Slide 15 - Slide
Opdracht 22
Teken assenstelsel
Formule 120 = 7,5x + 40y
Bioscoop bezoek x = 0 -> 120 = 7,5x × 0 + 40y -> y = 3
Concerten y = 0 -> 120 = 7,5x + 40 × 0 -> x = 16
Teken de punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Opdracht 23a
Loes en Bibi gaat samen op vakantie. Ze hebben in totaal €1500 te besteden. Ze besteden hun geld aan eten (€40 per keer) of bezoek aan musea ( €25 per keer).
Teken de budget lijn. Noem deze lijn a.
Slide 18 - Slide
Opdracht 23a
Teken assenstelsel
Formule 1500= 40x + 25y
Eten x = 0 -> 1500 = 40 x 0 + 25y -> y =60
Musea y = 0 -> 1500= 40x + 25 x 0 -> x =37,5
Teken de punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn. Noem de lijn a.
Slide 19 - Slide
Opdracht 23b
Bibi verliest haar portemonnee en hierdoor zijn de meiden €150 van hun budget kwijt. Teken opnieuw de budgetlijn. Noem deze lijn b.
Slide 20 - Slide
Opdracht 23b
Assenstel heb je!
Formule 1350= 40x + 25y
Eten x = 0 -> 1350 = 40 x 0 + 25y -> y =54
Musea y = 0 -> 1350= 40x + 25 x 0 -> x =33,75
Teken de punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn. Noem de lijn b.
Slide 21 - Slide
Opdracht 23c
Bibi wilt u alleen nog maar in goedkopere restaurants eten (€30 per keer) om geld te besparen. Teken de nieuwe budgetlijn. Noem deze lijn c.
Slide 22 - Slide
Opdracht 23b
Assenstel heb je!
Formule 1350= 30x + 25y
Eten x = 0 -> 1350 = 30 x 0 + 25y -> y =54
Musea y = 0 -> 1350= 30x + 25 x 0 -> x =45
Teken de punten in de grafiek en trek daartussen een rechte lijn. Noem de lijn c.
Slide 23 - Slide
SO
Woensdag 20 september
1e uur
Begrippen definities
blz 26+27
Samenvatting H1.1&1.2
Begrippen H1.1&1.2
Slide 24 - Slide
Leerdoelen herhalen van 1.1 + 1.2
Ik ken de begrippen van hoofdstukken 1.1 en 1.2
Slide 25 - Slide
Wat zijn behoeften?
A
Kopen van goederen of diensten
B
Tastbare producten
C
Alles wat je graag wilt hebben of nodig hebt
D
Spullen die je voor jezelf koopt
Slide 26 - Quiz
Wat zijn goederen?
A
Tastbare producten
B
Producten en diensten
C
Activiteiten waarmee je iemands behoefte voorziet
D
Spullen die je koopt voor jezelf
Slide 27 - Quiz
Alternatief aanwendbaar is...
A
Een middel
B
De mogelijkheid hebben om een middel voor verschillende dingen in te zetten
C
Kopen van goederen en diensten door een gezinshuishouding om behoefte te vervullen.
D
Vaak grote uitgaven die je af en toe hebt.
Slide 28 - Quiz
Wat is de definitie van 'consumeren'?
A
Kopen van goederen en diensten door een gezinshuishouding om behoeften te vervullen
B
Alledaagse uitgaven voor het huishouden
C
Alles wat je graag wilt hebben
D
Eten en drinken
Slide 29 - Quiz
Wat betekent het begrip 'vaste lasten'?
A
Kosten die je onregelmatig maakt
B
Alledaagse uitgaven voor het huishouden
C
Het geld dat je besteed aan consumeren
D
Kosten die betaalt met vaste regelmaat
Slide 30 - Quiz
Incidentele uitgaven zijn...
A
Kosten die je betaalt
B
Uitgaven die je regelmatig hebt
C
Vaak grote uitgaven die af en toe doet. Meestaal reserveer je hiervoor
D
Alledaagse uitgaven
Slide 31 - Quiz
Een overzicht van inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode heet een...
A
begroting
B
budget
C
budgetlijn
D
model
Slide 32 - Quiz
Het geld dat binnenkomt voor je huishouden is het..