This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Quiz verbranding en ademhaling
Slide 1 - Slide
dit proefwerk gaat over basisstof 1 t/m 4 van thema 1
het proefwerk bestaat uit :
meerkeuze vragen, kies steeds het beste antwoord
juist onjuist vragen, kies steeds het beste antwoord
open vragen, geef een eigen antwoord
sleepvragen, sleep de blauwe kaders naar de rode kaders, de rondjes moeten precies op elkaar komen
1 videovraag, klik na het filmpje op het kruisje linksboven, daarna verschijnt de vraag.
Slide 2 - Slide
welke vorm van energie komt er vrij bij een brandende kaars?
A
warmte
B
licht
C
beweging
Slide 3 - Quiz
wat is de brandstof bij een brandende kaars?
A
lucht
B
kaarsvet
C
zuurstof
Slide 4 - Quiz
wat is een belangrijke brandstof voor je lichaam?
A
water
B
glucose
C
koolstofdioxide
D
zuurstof
Slide 5 - Quiz
waarvoor wordt de energie die bij verbranding onstaat gebruikt?
A
warm blijven
B
bewegen
C
warm blijven en bewegen
D
geen van de andere antwoorden
Slide 6 - Quiz
Als je hardloopt gaat je ademhaling langzamer dan wanneer je wandelt
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quiz
Maarten doet mee aan de Elfsteden zwemtocht. Dat is een tocht van 195 km langs 11 steden in Friesland. Bij het zwemmen levert zijn lichaam zeer zware inspanning. Gaat zijn ademhaling daardoor snel of langzaam? En zijn hartslag?
A
ademhalings gaat snel, hartslag gaat langzaam
B
ademhalings gaat snel, hart gaat snel
C
ademhaling gaat langzaam, hartslag gaat snel
D
ademhaling gaat langzaam, hartslag gaat langzaam
Slide 8 - Quiz
welke van de volgende organen gaan harder werken als je gaat rennen?
A
longen en beenspieren
B
longen en hart
C
alleen de beenspieren
D
longen, hart en beenspieren
Slide 9 - Quiz
Sleep de woorden naar de juiste plaats in de formule van verbranding in het menselijke lichaam
->
Glucose
Zuurstof
Energie
Koolstofdioxide
Water
Slide 10 - Drag question
Slide 11 - Video
00:00
hoe kan dit medicijn helpen tegen de verkoudheid?
Slide 12 - Open question
Enkele delen van het ademhalingsstelsel zijn de bronchiën, de longblaasjes en de luchtpijp. In welke volgorde stroomt de lucht door deze delen naar binnen als Dorien diep inademt?
A
luchtpijp - longblaasjes - bronchiën
B
bronchiën - luchtpijp - longblaasjes
C
luchtpijp - bronchiën - longblaasjes
D
bronchiën - longblaasjes - luchtpijp
Slide 13 - Quiz
Sleep de namen naar het juiste onderdeel van het ademhalingsstelsel
Luchtpijp
Bronchiën
Luchtpijptakjes
Longblaasje
Slide 14 - Drag question
Bij sommige mensen zijn delen van het ademhalingsstelsel slapper of dikker, waardoor lucht door een nauwere opening moet. Tijdens het slapen gaat die nauwe opening trillen. Hoe noem je dit?
A
snurken
B
nachtmerrie
C
slaapapneu
D
astma
Slide 15 - Quiz
bij sommige mensen zijn tijdens het slapen de luchtwegen meerdere keren per uur helemaal afgesloten. De hersenen waarschuwen dan, waardoor de persson steeds wakker wordt. Hoe noem je dit?
A
snurken
B
nachtmerrie
C
slaapapneu
D
astma
Slide 16 - Quiz
was is de taak van het neusslijmvlies?
A
warm maken van binnenstromende lucht
B
vochtig maken van binnenstromende lucht
C
stofdeeltjes tegenhouden
D
ruiken
Slide 17 - Quiz
was is de taak van de neusharen?
A
warm maken van binnenstromende lucht
B
vochtig maken van binnenstromende lucht
C
stofdeeltjes tegenhouden
D
ruiken
Slide 18 - Quiz
welk onderdeel in de neus houdt ziekteverwekkers tegen?
A
reukzintuig
B
neusharen
C
neusslijmvlies
Slide 19 - Quiz
welk onderdeel in de keelholte sluit de neusholte af als je slikt?
A
huig
B
strotklepje
C
tong
D
bronchie
Slide 20 - Quiz
welk onderdeel in de keelholte sluit de luchtpijp af als je slikt?
Slide 21 - Open question
Op de afbeelding zie je de ademhalingsorganen van een dolfijn. Kan een dolfijn zich verslikken?
A
ja
B
nee
Slide 22 - Quiz
Voor een dolfijn is een verstopt blaasgat ernstiger dan een verstopte neus bij een mens. Leg dat uit.
Slide 23 - Open question
keelholte
luchtpijp
neusholte
strottenhoofd
waar stroomt lucht vanuit de neusholte naartoe?
wat wordt door de huig afgeloten tijdens het slikken?
wat wordt door het strotklepje afgesloten tijdens het slikken
wat zit aan het begin van de luchtpijp?
Slide 24 - Drag question
Welke manier van ademhalen wordt er in de afbeelding hiernaast weergegeven? welke spieren worden daarbij gebruikt?
A
Buikademhaling met het middenrif
B
Borstademhaling met het middenrif
C
buikademhaling met de tussenribspieren
D
borstademhaling met de tussenribspieren
Slide 25 - Quiz
Welke dieren gebruiken tracheeën om te ademen?
A
zoogdieren
B
landdieren
C
vissen
D
insecten
Slide 26 - Quiz
hoe heten de kleine bloedvaten in de longen die door hun wand zuurstof en koolstofdioxode kunnen afgeven?
A
Longslagaders
B
Longaders
C
Longhaarvaten
Slide 27 - Quiz
waar geeft je bloed koolstofdioxide af?
A
bronchiën
B
luchtpijp
C
longblaasjes
Slide 28 - Quiz
welke stof komt in het bloed bij het inademen?
A
zuurstof
B
koolstofdioxide
C
water
D
glucose
Slide 29 - Quiz
Bij welke ziekte trekken er in de longen spiertjes samentrekken waardoor het ademhalen moeilijker gaat ?
A
COPD
B
Astma
C
longontsteking
D
bronchitis
Slide 30 - Quiz
Door welke stof in rook worden de longen van rokers zwart?
A
tabak
B
nicotine
C
smog
D
teer
Slide 31 - Quiz
waardoor moeten rokers vaker hoesten?
A
kriebelende trilharen
B
vastzittend slijm
C
vernauwde luchtwegen
D
bloedpropje in de longhaarvaten
Slide 32 - Quiz
groter
sterker
conditie
zuurstof
door sporten krijg je een betere...
tijdens sporten gebruik je veel...
door sporten worden je longen...
door sporten wordt je longinhoud...
Slide 33 - Drag question
Wat is smog?
A
luchtvervuiling door fijnstof
B
lucht met weinig zuurstof
C
een benauwdheidsaanval
D
bloedpropje in de longhaarvaten
Slide 34 - Quiz
Marieke heeft de hele dag op haar kamer online lessen gevolgd en heeft een beetje hoofdpijn gekregen. Haar moeder zegt dat ze haar kamer moet ventileren voordat ze gaat slapen. Wat is ventileren?
A
praten over haar hoofdpijn
B
frisse lucht binnen laten
C
bewegen
D
diep uitademen
Slide 35 - Quiz
De hoeveelheid koolstofdioxide in een klaslokaal wordt de hele dag gemeten. Op welk tijdstip zijn er de meeste leerlingen in het lokaal?
A
tijdstip t1
B
tijdstip t2
C
tijdstip t3
D
tijdstip t4
Slide 36 - Quiz
De hoeveelheid koolstofdioxide in een klaslokaal wordt de hele dag gemeten. Tussen tijdstip 3 en 4 gaat het koolstofdioxidegehalte naar beneden wat kan er in die tussentijd veranderd zijn?