Woordenschat hoofdstuk 6

Lezen
timer
10:00
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Weekplanning
Woordenschat: over oude naamvallen

Creatief schrijven: het kerstverhaal


KerstKahoot


Vandaag


Les 2, week 51


Les 3, week 51

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vandaag 

  1. Huiswerk nakijken
  2. Woordenschat: over oude naamvallen
  3. Zelf aan de slag

Slide 3 - Slide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Huiswerk nakijken
Waar? 
Bladzijde 144-147

Welke opdracht?
Opdracht 1, 3 en 4






Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1

  • a roer
  • b bakzeil
  • c markt
  • d oogje
  • e zee
  • f fles
  • g brug
  • h prijs

  • a aan het roer staan: de leiding hebben
  • b bakzeil halen: terugkrabbelen; minder eisen stellen
  • c goed in de markt liggen: populair zijn
  • d een oogje in het zeil houden: toezicht houden
  • e in zee gaan (met): samenwerken
  • f op de fles gaan: failliet gaan
  • g over de brug komen: betalen
  • h aan de prijs zijn: duur zijn

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3
  • 1 Beter een anker kwijt dan een heel schip.
  • g Liever een klein verlies nemen dan alles verliezen.
  • 2 Bij het scheiden van de markt leer je de kooplui kennen.
  • c Je echte karakter blijkt pas op het beslissende moment.
  • 3 De kost gaat voor de baat uit.
  • h Om winst te kunnen maken, moet je eerst geld uitgeven.
  • 4 Het oog van de meester maakt het paard vet.
  • a Als de baas toekijkt, gaat alles beter.
  • 5 Je moet roeien met de riemen die je hebt.
  • f Je moet het doen met de middelen die je hebt.
  • 6 Op de wind van gisteren kun je vandaag niet zeilen.
  • e Je moet bij de tijd blijven.
  • 7 Wie appelen vaart, die appelen eet.
  • b Als je handelt in bepaalde goederen, gebruik je ze waarschijnlijk zelf ook.
  • 8 Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.
  • d Je geeft degene voor wie je werkt, altijd gelijk.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 4

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Waar? 
Bladzijde 183-123

Welke opdracht?
Opdracht 1, 2 en 4

Is dit huiswerk voor de volgende keer?
Ja



timer
7:00

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel




  • Je kunt oude naamvallen herkennen en gebruiken
H6 
Oude naamvallen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht 
Waar? Bladzijde 174
Hoe? Maak in duo's
timer
2:00

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Oude naamvallen

In het Duits leren jullie over de naamvallen. In het huidige Nederlands zijn ze na de Tweede Wereldoorlog afgeschaft, maar er zijn nog sporen van. 

Ze bestaan tegenwoordig alleen nog in versteende uitdrukkingen als: 


ter aarde, ter plaatse, ter grootte van, te zijner tijd, in levende lijve, ten faveure van, mijns inziens en in de naam der wet, uit den boze, en nog veel meer.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Nog een paar voorbeelden
  • des ochtends = 's ochtends (in de ochtend)
  • In de loop der eeuwen = in de loop van de eeuwen
  •  ten strengste verboden = echt niet toegestaan
  • ter controle = om te controleren, onderzoeken
  • ten val brengen = iemand neerhalen


Slide 13 - Slide

This item has no instructions


Ik kan oude naamvallen herkennen en gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

This item has no instructions

Huiswerk
Waar? 
Bladzijde 174-175

Welke opdracht?
Opdracht 1 tot en met 3

Is dit huiswerk voor de volgende keer?
Ja



Slide 15 - Slide

This item has no instructions