De oppergod van de Germanen is Wodan. Hij rijdt op een wit paard door de lucht. Zijn twee zwarte kraaien vliegen rond om voor hem te kijken wat iedereen doet. Mensen die goed leven, worden door Wodan beloond. Mensen die slechte dingen doen, worden gestraft. Hun oogst mislukt of er wordt iemand in het gezin ziek. Donar is de god van de donder. Als hij een slecht humeur heeft, smijt hij zijn ijzeren door de lucht. De vonken vliegen er vanaf. Dat is de bliksem. Zijn bulderende stem is de donder.