Basisstof 6.1 Zintuigen

Basisstof 6.1 Zintuigen
H5: Herhaling doormiddel van vragen
Uitleg 6.1
Verwerkingsopdrachten
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Basisstof 6.1 Zintuigen
H5: Herhaling doormiddel van vragen
Uitleg 6.1
Verwerkingsopdrachten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Coma is het Griekse woord voor ‘diepe slaap’. Het is een toestand van diepe bewusteloosheid als gevolg van hersenletsel waardoor een deel van de hersenen niet meer werkt. Het verschil met slaap is dat je een comapatiënt niet wakker kunt maken. Mensen die in coma liggen, reageren niet op geluid of een pijnprikkel. De reacties van patiënten in coma zijn vaak reflexen.

Geef aan of bij een persoon die in coma ligt de gevoelszenuwcellen, de schakelcellen en/of de bewegingszenuwcellen nog functioneren. Leg je antwoord uit.

Slide 2 - Open question

This item has no instructions


Voor wielrenners is het belangrijk om voldoende energie binnen te krijgen door te eten. Maar eten kan tegelijkertijd problemen opleveren, omdat tijdens het fietsen de darmwerking is verminderd.
Leg uit hoe het komt dat tijdens het fietsen de darmwerking van een wielrenner is verminderd. B5.4

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Je tilt een tas met boeken met je rechterarm van de grond.
Verandert hierdoor de impulssterkte in de bewegingszenuwcellen in je rechterarm? Leg je antwoord uit. (BVJ- 5.5-54)

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Spier opbouw

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Waar vind je de actine en myosine filamenten?
A
Spier
B
Spiervezel
C
Myofibrillen
D
Sacromeer

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat geldt voor langzame spiervezels? Gebruik je binas
A
sterke doorbloeding, weinig mitochondriën
B
sterke doorbloeding, veel mitochondriën
C
geringe doorbloeding, weinig mitochondriën
D
geringe doorbloeding, veel mitochondriën

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

LEERDOELEN 6.1 Zintuigen
  1. Je kunt de werking van zintuigen in relatie met het zenuwstelsel beschrijven.
  2. Je kunt de reactie van een zintuig op een adequate prikkel beschrijven.
  3. Je kunt de delen van het oog en hun functie beschrijven.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Zintuigcellen
Prikkels worden in het zintuig opgevangen door zintuigcellen

Een zintuigcel zet de prikkel om in een impuls

De adequate prikkel

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De zintuigen


Zintuigcellen:
Zintuigen kunnen prikkels waarnemen omdat ze een groot aantal zintuigcellen hebben.
Andere naam voor die specifieke cellen: receptoren of sensoren.

Slide 10 - Slide

exteroreceptoren reageren op prikkels van buiten het lichaam
tong= smaak
neus= reuk
oog= gezichtsvermogen
oor=gehoor
huid= tast

interoreceptoren reageren op prikkels binnen het lichaam.
properiocepetoren geven informatie over het bewegingsapparaat. 
en de wanden van alle holle organen (darmen, longen, maag mondholte, urinewegen en bloedvaten)  geven informatie over de inhoud van het orgaan.
Interne/externe prikkels
Externe prikkels zijn prikkels van buiten je lichaam (geluid/licht etc..)
Interne prikkels zijn prikkels binnen je lichaam. Bijvoorbeeld osmoreceptoren, pH receptoren

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Drempelwaarde
Drempelwaarde  - Adequate Prikkel

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Zintuigcellen zijn gevoelig voor hun adequate prikkel

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Het oog
  • Wenkbrauw => vuil en zweet tegen houden
  • Traanklier      => maakt traanvocht.
  • Traanvocht   => houdt oog vochtig en schoon
  • Ooglid met wimpers => vuil tegen houdena
  • Pupil               => licht doorlaten
  • Iris                   => hoeveelheid licht regelen
  • Oogwit          => is harde oogvlies, geeft stevigheid
  • Traanbuis     => traanvocht afvoeren

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Het oog:

Adequate prikkel => licht.
zintuig   =>      lichtzintuig
orgaan   =>       het oog

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Bouw van het oog: binnenkant
Licht valt op
gele vlek,
veel zintuigcellen

Blinde vlek =
oogzenuw,
geen zintuigcellen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

licht valt
  • eerst op zenuwcellen
  • dan op zintuigcellen
  • daarna wordt overig licht geabsorbeerd door pigmentlaag

vaatvlies zorgt voor voedingstoffen en zuurstof en afvoer afvalstoffen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Het oog - netvlies
Je netvlies is bedekt met zintuigcellen:
kegeltjes en staafjes.

gele vlek: kegeltjes
blinde vlek: geen zintuigcellen


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag

Lees basisstof 6.1 Zintuigen
Maak opdracht 1 t/m 13

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Lens
Pupil
Pupil

Hoornvlies

Harde oogvlies
Vaatvlies
Netvlies
Glasachtig lichaam
Oogzenuw
Oogspier

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions