Basisstof 6.1 Zintuigen

Basisstof 6.1 Zintuigen
H5: Herhaling doormiddel van vragen
Uitleg 6.1
Artis
Huiswerk maken
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Basisstof 6.1 Zintuigen
H5: Herhaling doormiddel van vragen
Uitleg 6.1
Artis
Huiswerk maken

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Coma is het Griekse woord voor ‘diepe slaap’. Het is een toestand van diepe bewusteloosheid als gevolg van hersenletsel waardoor een deel van de hersenen niet meer werkt. Het verschil met slaap is dat je een comapatiënt niet wakker kunt maken. Mensen die in coma liggen, reageren niet op geluid of een pijnprikkel. De reacties van patiënten in coma zijn vaak reflexen.

Geef aan of bij een persoon die in coma ligt de gevoelszenuwcellen, de schakelcellen en/of de bewegingszenuwcellen nog functioneren. Leg je antwoord uit. (bron BVJ 5.6 opdr. 45)

Slide 2 - Open question

This item has no instructions


Voor wielrenners is het belangrijk om voldoende energie binnen te krijgen door te eten. Maar eten kan tegelijkertijd problemen opleveren, omdat tijdens het fietsen de darmwerking is verminderd.
Leg uit hoe het komt dat tijdens het fietsen de darmwerking van een wielrenner is verminderd. (bron BVJ 5.4 opdr.46

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Je tilt een tas met boeken met je rechterarm van de grond.
Verandert hierdoor de impulssterkte in de bewegingszenuwcellen in je rechterarm? Leg je antwoord uit. (BVJ- 5.5-54)

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

In afbeelding 41 zijn twee zenuwcellen in zijn geheel en is één zenuwcel gedeeltelijk getekend. Het axon van zenuwcel 2 wordt kunstmatig geprikkeld, waardoor een impuls ontstaat.
- Wat voor type zenuwcel is zenuwcel 1?
-Kunnen de impulsen aankomen in de cellichamen van zenuwcellen 1, 2 en 3? Leg je antwoord uit. (BVJ-5.5-60)

Slide 5 - Open question

This item has no instructions


Aan een zenuwcel worden kunstmatig prikkels met toenemende prikkelsterkte toegediend. De impulssterkte en de impulsfrequentie worden gemeten. In afbeelding 40 zijn de resultaten in diagrammen weergegeven.

In welk diagram is het verband tussen prikkelsterkte en impulssterkte juist weergegeven?
(bron BVJ 5.5-opdr. 60)
A
Diagram 1
B
Diagram 2
C
Diagram 3
D
Diagram 4

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

BVJ-5.6 -
Barack en Donald voeren een discussie over de hoeveelheid spiervezels betrokken bij één motorische eenheid.
Barack zegt: in je vingers zijn minder spiervezels betrokken per motorische eenheid dan in je tenen
Donald zegt: de prikkeldrempels van alle motorische eenheden zijn gelijk
Noteer de namen met daarachter of de stelling juist of onjuist is

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Spier opbouw

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Waar vind je de actine en myosine filamenten?
A
Spier
B
Spiervezel
C
Myofibrillen
D
Sacromeer

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

De spierfibrillen bestaan uit 2 soorten eiwitten: actine- en myosinefilamenten. Dit zorgt voor afwisselend lichte en donkere banden. De lichte banden op de spier zijn de plaatsen waar ...
A
...de dikke en dunne eiwitten overlappen
B
... er maar één filament (niet-overlapt) zit
C
... enkel actine-filamenten zitten
D
... enkel myosine-filamenten zitten

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat geldt voor langzame spiervezels?
A
sterke doorbloeding, weinig mitochondriën
B
sterke doorbloeding, veel mitochondriën
C
geringe doorbloeding, weinig mitochondriën
D
geringe doorbloeding, veel mitochondriën

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Waar is het ATP voor nodig tijdens de spiersamentrekking?
A
Vrijmaken van de bindplaatsen op Actine
B
Actine filament verplaatsen
C
Maakt energie in de mitochondriën
D
Losmaken van myosine van de Actine

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welk type spiervezels gebruiken wij vooral voor onze lichaamshouding?
A
Snelle spiervezels
B
Langzame spiervezels

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welke bewering is juist?
A
Een spier bestaat uit 3 filamenten: actine, acetylcholine en myosine
B
De wand van de aorta bestaat uit dwarsgestreept spierweefsel
C
Een spiervezel bestaat uit verschillende spierbundels
D
Een motorisch eindplaatje stuurt 1 of meerdere spiervezels aan

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk het plaatje van tabel BiNaS 87C.
Welke details in het plaatje verklaren dat
kegeltjes een hogere prikkeldrempel hebben
dan staafjes?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

LEERDOELEN 6.1 Zintuigen
  1. Je kunt de werking van zintuigen in relatie met het zenuwstelsel beschrijven.
  2. Je kunt de reactie van een zintuig op een adequate prikkel beschrijven.
  3. Je kunt de delen van het oog en hun functie beschrijven.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Zintuigcellen
Prikkels worden in het zintuig opgevangen door zintuigcellen

Een zintuigcel zet de prikkel om in een impuls

De adequate prikkel

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

De zintuig


Zintuigcellen:
Zintuigen kunnen prikkels waarnemen omdat ze een grote aantal zintuigcellen hebben.
Andere naam voor die specifieke cellen: receptoren of sensoren.

Slide 18 - Slide

exteroreceptoren reageren op prikkels van buiten het lichaam
tong= smaak
neus= reuk
oog= gezichtsvermogen
oor=gehoor
huid= tast

interoreceptoren reageren op prikkels binnen het lichaam.
properiocepetoren geven informatie over het bewegingsapparaat. 
en de wanden van alle holle organen (darmen, longen, maag mondholte, urinewegen en bloedvaten)  geven informatie over de inhoud van het orgaan.
Zintuigcellen zijn gevoelig voor hun adequate prikkel

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Het oog
  • Wenkbrauw => vuil en zweet tegen houden
  • Traanklier      => maakt traanvocht.
  • Traanvocht   => houdt oog vochtig en schoon
  • Ooglid met wimpers => vuil tegen houdena
  • Pupil               => licht doorlaten
  • Iris                   => hoeveelheid licht regelen
  • Oogwit          => is harde oogvlies, geeft stevigheid
  • Traanbuis     => traanvocht afvoeren

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Weet je nog?
Het oog:

Adequate prikkel => licht.
zintuig   =>      lichtzintuig
orgaan   =>       het oog

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Bouw van het oog: binnenkant
Licht valt op
gele vlek,
veel zintuigcellen

Blinde vlek =
oogzenuw,
geen zintuigcellen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Lens
Pupil
Pupil

Hoornvlies

Harde oogvlies
Vaatvlies
Netvlies
Glasachtig lichaam
Oogzenuw
Oogspier

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

licht valt
  • eerst op zenuwcellen
  • dan op zintuigcellen
  • daarna wordt overig licht geabsorbeerd door pigmentlaag

vaatvlies zorgt voor voedingstoffen en zuurstof en afvoer afvalstoffen.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Het oog - netvlies
Je netvlies is bedekt met zintuigcellen:
kegeltjes en staafjes.

gele vlek: kegeltjes
blind vlek: geen zintuigcellen


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag
Maak samenhang "pijn is fijn": opdracht 3 en 4
Lees basisstof 6.1 Zintuigen
Maak opdracht 3c,5, 7,  9, 10b, 11, 12, 13, 15

Slide 26 - Slide

This item has no instructions