Hst 25 + 26 Werkwoordspelling

Op tafel:
Kern-boek hst 16, map, pen
Telefoon in zwarte zakkie
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Op tafel:
Kern-boek hst 16, map, pen
Telefoon in zwarte zakkie

Slide 1 - Slide

Welkom!
Op tafel:
Laptop (nog even dicht) Kernboek, map, pen
Telefoon in zwarte zakkie


Slide 2 - Slide

Agenda hst 25/26

Als je goed bent in ww-spelling direct naar NUMO- taken

Anders: kort uitleg en dan aan de taken

Slide 3 - Slide

Let op:
Dit keer heb ik 
"taken" voor je klaargezet. Daar ga je aan werken. 

De taken gaan over ww-spelling en passen bij hst 25/26 

Slide 4 - Slide

Werkwoordspelling
Herhalen wat je over werkwoordspelling hebt geleerd: 

Tegenwoordige, verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden (hst 25). Voltooide en onvoltooide tijd (hst 26).


Als laatste huiswerk

Slide 5 - Slide

werkwoordspelling
Om werkwoord in een zin goed te spellen
stel je paar vragen:
1. welke tijd staat de zin?
tt/vt
2. is het sterk/zwak of onregelmatig werkwoord? 

Slide 6 - Slide

Werkwoorden
Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 7 - Slide

Ezelsbruggetje
Een zwak werkwoord is te zwak om van klank te veranderen. Blijft dus hetzelfde maar krijgt wel -te of -de 
(en dan pas je 't kofschip x of 't sexy fokschaapje toe)
Lachte/werkte/brandde/keerde

Een sterk werkwoord is sterk genoeg om van klank te veranderen. Liep/scheen/werd

Slide 8 - Slide

Is het werkwoord de persoonsvorm?
tegenwoordige tijd
verleden tijd
ik vorm opschrijven
Je vraagt   wie?
verandert het werkwoord?
ik vorm opschrijven
Je vraagt   wie?
ik                   - (niets) = stam
een ander (u/jij/hij/zij)  stam +t
meer            stam+en
ik                   te / de
een ander   te  / de
meer            ten / den

Slide 9 - Slide

't Sexy Fokschaap
ook wel 't x kofschip
eindigt de ik-vorm (stam) op een letter uit het 't x kofschip
dan -te 

Slide 10 - Slide

Let op:
Bij een vraag + je (wel een ander) dan toch geen -t
Loop je naar huis?
Verkleed je je snel? 
Wil je mee? 
Kom je? 
Smurf je dat? 



Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Huiswerk 21-12 
  1. Lees de theorie van hst 25 en 26 
  2. Maak van hst 25 vraag 1 t/m 4 en van hst 26 vraag 1 t/m 5 in je map. 
  3. Maak de taken van Numo die ik had klaargezet en waar je in de les mee bent begonnen. 
  4. voor meer informatie kun je bijvoorbeeld ook kijken op http://cambiumned.nl/werkwoordspelling










Slide 22 - Slide

Je broertje (kruipen t.t.) door de box.

Slide 23 - Open question

Het (vriezen t.t.) tien graden.

Slide 24 - Open question

(Hoeden t.t.) de herder zijn schapen?

Slide 25 - Open question

Fabrikanten (besteden t.t) veel geld aan reclame.

Slide 26 - Open question

Van wie (houden v.t.) je grootmoeder het meest?

Slide 27 - Open question

Waarom (haten v.t.) die man zijn buurman?

Slide 28 - Open question

Heel vaak (mislukken v.t.) de oogst in veel landen door langdurige droogte.
A
mislukte
B
misluktte
C
mislukt
D
mislukten

Slide 29 - Quiz