Week 4

Module: Taalgereedschap C 
- Herhaal de dicteewoorden van kolom a t/m i  
- Maak in Nieuw Nederlands de leerroute H4 – grammatica – telwoord 
- Maak in Nieuw Nederlands de leerroute H5 – grammatica – samengestelde zinnen 
- Lees iedere schooldag minimaal een kwartier. Vul je leeslogboek in.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Module: Taalgereedschap C 
- Herhaal de dicteewoorden van kolom a t/m i  
- Maak in Nieuw Nederlands de leerroute H4 – grammatica – telwoord 
- Maak in Nieuw Nederlands de leerroute H5 – grammatica – samengestelde zinnen 
- Lees iedere schooldag minimaal een kwartier. Vul je leeslogboek in.

Slide 1 - Slide

Telwoord H4
Hoofd- en rangtelwoord: 

  • Hoofdtelwoord geeft een hoeveelheid aan. (tien, veel,1/3)
  • Rangtelwoord geeft de volgorde of plaats in een rij aan. (eerste, tweede, laatste)

Slide 2 - Slide

bepaald of onbepaald telwoord
  • bepaald telwoord
het aantal is bekend.
vijf, 5, vijftig, 50

  • onbepaald telwoord
het aantal is niet bekend.
veel, weinig, laatste, sommige, zoveelste

Slide 3 - Slide

Telwoord

Slide 4 - Slide

Samengestelde zinnen H5
Zinnen met één of meerdere persoonsvormen.
Piet is vandaag naar school gefietst.
Nadat hij zijn boterham had gegeten, fietste Piet naar school.

Eén persoonsvorm --> enkelvoudige zin
Meerdere persoonsvormen --> samengestelde zin

Slide 5 - Slide

Samengestelde zin
Hoofdzin en bijzin

Hoofdzin: persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar.
Bijzin: persoonsvorm en onderwerp staan niet naast elkaar.

De bijzin heeft een functie in de hoofdzin (lv, ow, mw, ng, bwb)

Slide 6 - Slide

Samengestelde zin
Hoofdzin + hoofdzin
Hoofdzin + bijzin
Bijzin + hoofdzin
hoofdzin + hoofdzin + bijzin

LET OP: Bijzin + bijzin: BESTAAT NIET

Slide 7 - Slide

Naarmate hij ouder wordt, gaat hij meer op zijn vader lijken.
A
hoofdzin en hoofdzin
B
hoofdzin en bijzin

Slide 8 - Quiz

Mijn broertje ligt nog niet op bed, want hij is nog niet moe.
A
hoofdzin en hoofdzin
B
hoofdzin en bijzin

Slide 9 - Quiz

Benoem de hoofd- en bijzinnen:
Wanneer je goed geleerd hebt, ben je een topper.
A
Wanneer - hebt = bijzin ben - topper = hoofdzin
B
Wanneer - hebt = hoofdzin ben - topper = bijzin
C
Wanneer - hebt = bijzin ben - topper = bijzin
D
Wanneer - hebt = hoofdzin ben - topper = hoofdzin

Slide 10 - Quiz

Elke ochtend sta ik vroeg op en laat ik de hond uit.
A
hoofdzin - hoofdzin
B
hoofdzin - bijzin
C
bijzin - hoofdzin
D
enkelvoudige zin

Slide 11 - Quiz

''Ik koop vaak Oreo's, omdat ik koekjes lekker vind.''
A
Twee hoofdzinnen
B
Hoofdzin en bijzin
C
Bijzin en hoofdzin

Slide 12 - Quiz

Elke ochtend sta ik vroeg op en laat ik de hond uit.
A
hoofdzin - hoofdzin
B
hoofdzin - bijzin
C
bijzin - hoofdzin
D
enkelvoudige zin

Slide 13 - Quiz

Ik zie twee muizen, als ik goed kijk.

Hoofdzin en bijzin?
A
hz + hz
B
hz + bz
C
bz + bz
D
bz + hz

Slide 14 - Quiz