Voltaire vond de verdeling goed. Alleen een bovenlaag kon volgens hem zelf nadenken. De anderen konden zich beter laten leiden door het gezag van hun adellijke heer of de kerk.
Jean Jacques Rousseau gaf aan dat alle mensen van nature gelijk zijn. Bestaande ongelijkheden waren in strijd met de rede.
Alle mensen waren geboren met verstand en moesten dus gelijke rechten hebben. Verschillen die niet gebaseerd waren op prestaties, moesten verdwijnen.