Oefentoets Stevigheid

Oefentoets Stevigheid
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Oefentoets Stevigheid

Slide 1 - Slide

Hieronder staan 3 uitspraken over het skelet van een organisme
1. Het skelet bestaat geheel uit kraakbeen
2. Het skelet beschermt een aantal organen
3. Het skelet geeft vorm aan het lichaam

Welke van deze uitspraken gelden voor het skelet van de mens?
A
Alleen uitspraak 1 en 2
B
Alleen uitspraak 2 en 3
C
Alleen uitspraak 1 en 3
D
Uitspraak 1, 2 en 3

Slide 2 - Quiz

Welke botten horen bij de wervelkolom?
A
alleen de wervels
B
alleen het heiligbeen en de wervels
C
alleen het heiligbeen en het staartbeen
D
het heiligbeen, het staartbeen en de wervels

Slide 3 - Quiz

Aan welke wervels zijn de ribben verbonden?
A
Aan de halswervels
B
Aan de borstwervels
C
Aan de lendenwervels
D
Aan de hals- en borstwervels

Slide 4 - Quiz

Welke van onderstaande organen van de mens wordt/worden beschermd door het skelet?

hersenen - ogen - dunne darm - inwendig oor
A
hersenen en ogen
B
hersenen en het inwendig oor
C
hersenen, ogen en het inwendig oor
D
hersenen, ogen, het inwendig oor en dunne darm

Slide 5 - Quiz

Je ziet een gedeelte van het skelet van de mens.
Wat stellen de nummers 8 en 10 voor?
A
8 = spaakbeen 10 = middenhandsbeentjes
B
8 = spaakbeen 10 = handwortelbeentjes
C
8 = ellepijp 10 = middenhandsbeentjes
D
8 = ellepijp 10 = handwortelbeentjes

Slide 6 - Quiz

Armen en benen hebben vergelijkbare botten.
Welk bot(ten) uit het been heeft/hebben geen vergelijkbaar bot in de arm?
A
De knieschijf
B
Het hielbeen
C
De knieschijf en het hielbeen

Slide 7 - Quiz

Hoeveel teenkootjes heeft een voet van de mens?
A
16 teenkootjes
B
15 teenkootjes
C
14 teenkootjes
D
5 teenkootjes

Slide 8 - Quiz

Welk onderdeel bestaat uit kraakbeen?
A
Onderdeel 1
B
Onderdeel 2
C
Onderdeel 3

Slide 9 - Quiz

Hiernaast zie je het geraamte van een vogel.
Wat stellen de letters G en H voor?
A
G = borstbeen H = dijbeen
B
G = sleutelbeen H = opperarmbeen
C
G = borstbeen H = opperarmbeen
D
G = sleutelbeen H = dijbeen

Slide 10 - Quiz

De mens is een...
A
zoolganger
B
teenganger
C
hoefganger
D
voetganger

Slide 11 - Quiz

Waar hoort de beer bij, zoolganger of teenganger?
Wat stelt bot nummer 5 voor?
A
zoolganger, 5 = hielbeen
B
zoolganger, 5 = middenvoetsbeentje
C
teenganger, 5 = hielbeen
D
teenganger, 5 = middenvoetsbeentje

Slide 12 - Quiz

Lees onderstaande beweringen:
1. De beenderen van het skelet zijn dood
2.De kleine teen heeft drie teenkootjes

Is bewering 1 juist? En bewering 2?
A
Alleen bewering 1 is juist
B
Alleen bewering 2 is juist
C
Bewering 1 en 2 zijn allebei juist
D
Bewering 1 en 2 zijn allebei onjuist

Slide 13 - Quiz

Bekijk de afbeelding.
Welk bot is gebroken?
A
Het dijbeen
B
Een middenhandsbeentje
C
Het opperarmbeen
D
Een rib

Slide 14 - Quiz

Hiernaast zie je het skelet van een eekhoorn.
Wat stellen de nummers 2, 5 en 6 voor?
A
2 = borstwervel, 5 = lendenwervel, 6 = staartbeen
B
2 = halswervel, 5 = borstwervel, 6 = heiligbeen
C
2 = halswervel, 5 = lendenwervel, 6 = staartbeen
D
2 = borstwervel, 5 = lendenwervel, 6 = heiligbeen

Slide 15 - Quiz

De afbeelding stelt een poot van een koe voor.
Hoe heet het bot dat met de letter P aangegeven wordt?
A
P = handwortelbeentje
B
P = voetwortelbeentje
C
P = knieschijf
D
P = teenkootje

Slide 16 - Quiz

Welke bewering over de ribben van de mens is juist?
A
Alle ribben zitten vast aan de wervelkolom
B
Alle ribben zitten vast aan het borstbeen
C
De mens heeft 2 zwevende ribben
D
De mens heeft 24 paar ribben

Slide 17 - Quiz