week 39 les 2 ir + a en tener + que

Buenas tardes
Hoy es ........ el 24 de .............
¿Qué vamos a a hacer?
  • corregir los deberes
  • hablar del tiempo
  • ir + a
  • tener + que
1 / 10
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Buenas tardes
Hoy es ........ el 24 de .............
¿Qué vamos a a hacer?
  • corregir los deberes
  • hablar del tiempo
  • ir + a
  • tener + que

Slide 1 - Slide

Ej. 2.1, 2.2, 2.7, 2.8

Slide 2 - Slide

El tiempo
  • LA: pág. 31 El texto
  • Vamos a escuchar:
pág. 32 ej. 2
pág. 33 ej. 5 
  • Habla:
pág. 33 ej. 6

Slide 3 - Slide

Plannen in de nabije toekomst

IR + A + INFINITIEF

Hoe wordt het werkwoord ir vervoegd?
voy, vas, va, vamos, vais, van

Slide 4 - Slide

Om plannen in de nabije toekomst uit te drukken. 
Hiervoor gebruik je het werkwoord IR + A + INFINITIEF
yo                             
tú                              
él, ella, ud.                                 +   A + INFINITIEF
nosotros                   
vosotros                   
ellos, ellas, uds.        
voy
vas
va
vamos
vais
van

Slide 5 - Slide

TIJDSAANDUIDINGEN

hoy, mañana, ahora
esta mañana, ...tarde, ... noche
este lunes,... mes, ... año
la semana que viene
la próxima semana
el próximo jueves, ....año



vandaag, morgen, nu
vanochtend, vanmiddag, vanavond
deze maandag, maand, dit jaar
de volgende week
de volgende week
de volgende donderdag, volgend jaar

Slide 6 - Slide

voorbeelden:
  • Esta noche voy a ir al cine con mis amigos.
  • El próximo año Carmen va a estudiar medicina.
  • El próximo verano vamos a viajar por México.
  • Esta tarde Paco y yo vamos a jugar al tenis.

Je kunt deze constructie ook gebruiken om aan te geven dat iets zeker gaat plaatsvinden. 
  • Hay nubes en el cielo, va a llover

Slide 7 - Slide

Moeten
tener betekent?

MOETEN = TENER + QUE + INFINITIEF

Hoe wordt het werkwoord tener vervoegd?
tengo, tienes, tiene, tenemos, tenéis, tienen

Slide 8 - Slide

Hay que + infinitief
Je gebruikt hay que + infinitief als je in het Nederlands zou zeggen: "men moet" of "je moet" wanneer het algemeen bedoeld wordt. 

Slide 9 - Slide

A trabajar
LA: pág. 34 ej. 1
pág. 35 ej. 3
LE: ej. 2.13 en 2.14
Deberes:
maandag 30 september;
leren quizlet en LessonUp; windstreken en jaargetijden + het weer
Leren Ir + a + inf
maken  2.13 en 2.14
dinsdag 1 oktober:
leren temer que en het weer
maken opdrachten 2.13 en 2.14(LessonUp)

Slide 10 - Slide