Cursus. 7-§2 leestekens-vwo



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00

Kennismaken
Doel van de les
Ca. 15 minuten stil lezen

Start nieuw onderwerp


Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Jas over de stoel,IPad in de tas
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00

Kennismaken
Doel van de les
Ca. 15 minuten stil lezen

Start nieuw onderwerp


Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Jas over de stoel,IPad in de tas

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je leestekens (punten, aanhalingstekens, komma's en dubbele punten) op de juiste manier gebruikt


Slide 3 - Slide

§7 Persoonsvorm-TT
Om een tekst beter leesbaar te maken, gebruik je leestekens.
Je gebruikt een punt na een zelfstandige, mededelende zin.
In Zwitserland zijn hoge bergen. Je kunt daar fijn wandelen.


Je gebruikt een komma:
wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere) zin. 

Slide 4 - Slide

§7 Persoonsvorm-TT
 Die komma staat dan:
tussen twee persoonsvormen:

voor voegwoorden, zoals als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, want, zodat, zodra:


Zet (in het algemeen) geen komma voor en en of.

Slide 5 - Slide

§7 Persoonsvorm-TT
 een komma staat dan:


voor en na een deel van een zin dat niet zelfstandig kan staan:

tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en):






bekijk de voorbeelden in je boek op blz.250

Slide 6 - Slide

§7 Persoonsvorm-TT
Je gebruikt een dubbele punt:
-voor een aangekondigde opsomming

-voor de directe rede of een citaat. Je geeft dan iemands woorden letterlijk weer:

-als het tweede deel van een zin een verklaring of reden vormt bij het eerste deel:

Je kunt de dubbele punt in dit geval ook vervangen door een komma + want.

bekijk de voorbeelden in je boek op blz.250

Slide 7 - Slide

§7 Persoonsvorm-TT
Je gebruikt aanhalingstekens:
bij de directe rede of een citaat. Let goed op de plaats van de leestekens

Let op: bij de indirecte rede (waarbij je iemands woorden niet letterlijk weergeeft) en bij gedachten gebruik je geen aanhalingstekens:

als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis



bekijk de voorbeelden in je boek op blz.250

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus-C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 
Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 10 - Slide

Aan de slag

Slide 11 - Slide

Voordat je begint , bekijk je goed de voorbeelden bij de theorie op blz. 250

Maken:  Cursus 7  Lezen     §2 blz. 251

Maken: opdr. : 1 t/m 4

opdr. 4 samen op fluistertoon!





 




Slide 12 - Slide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

§7 Persoonsvorm-TT
Tekst

Slide 15 - Slide