Je gebruikt aanhalingstekens bij:
de directe rede (citeren)
- voorbeeld: 'Ik ga naar school', zei Esther. Esther zei: 'Ik ga naar school.'
titels van een boek of film
- voorbeeld: Ik heb de film 'Starwars' al gezien.
Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis.
- voorbeeld: Veel mensen hebben moeite met spellen van het woord 'barbecue'.