This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Formules
Pak je Ipad, aantekeningenschrift en rekenmachine
Slide 1 - Slide
Planning vandaag
Uitleg 20 min
15 min zelf aan de slag
Uitleg 15 min
10 min zelf aan de slag
10 min samen oefenen
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Je weet wat de woorden formule en variabele betekenen
Je kan de uitkomst van een formule bij een gegeven variabele berekenen
Slide 3 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Slide 4 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Hoeveel geld heeft hij na 2 weken gespaard?
Slide 5 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Hoeveel geld heeft hij na 2 weken gespaard?
Hoeveel geld na 6 weken?
Slide 6 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Hoeveel geld heeft hij na 2 weken gespaard?
Hoeveel geld na 6 weken?
Hoeveel geld na 23 weken?
Slide 7 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Hoeveel geld heeft hij na 2 weken gespaard?
Hoeveel geld na 6 weken?
Hoeveel geld na 23 weken?
Na hoeveel weken heeft hij €320,- gespaard?
timer
1:00
Slide 8 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
Hoeveel geld na 2 weken?
Hoeveel geld na 6 weken?
Hoeveel geld na 23 weken?
Na hoeveel weken heeft hij €320,- gespaard?
Slide 9 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
150
Slide 10 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
150+10⋅aantal
weken
Slide 11 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
gespaarde
geld=150+10⋅aantal
weken
Slide 12 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
gespaarde
geld=150+10⋅aantal
weken
gespaarde
geld=150+10⋅23
Slide 13 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
gespaarde
geld=150+10⋅aantal
weken
gespaarde
geld=150+10⋅23
gespaarde
geld=150+230
Slide 14 - Slide
Instapopgave
Bart gaat sparen voor een nieuwe telefoon. Hij heeft al €150,- gespaard en krijgt €10,- zakgeld per week.
gespaarde
geld=150+10⋅aantal
weken
gespaarde
geld=150+10⋅23
gespaarde
geld=150+230
gespaarde
geld=380
Slide 15 - Slide
Aantekening: 3.2 formules
Een formule gebruik je om iets in één keer uit te rekenen.
Bv: Anne besteld foto's, ze betaalt €0,20 per foto en €3,- verzendkosten. Bereken met de formule hoeveel 20 foto's kosten:
Anne betaald €9,-
bedrag=0.20⋅aantal
foto′s+3
bedrag=0.20⋅20+5
bedrag=4+5
bedrag=9
Slide 16 - Slide
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
A
285
B
800
C
880
D
1400
Slide 17 - Quiz
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
Slide 18 - Slide
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
kilometers=150+130⋅5
Slide 19 - Slide
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
kilometers=150+130⋅5
kilometers=150+650
Slide 20 - Slide
Formules
Lise gaat met de auto naar Oostenrijk. Ze heeft al 150 km gereden en rijd met 130 km per uur op de snelweg. Hoeveel kilometer heeft ze over 5 uur gereden?
kilometers=150+130⋅uren
kilometers=150+130⋅5
kilometers=150+650
kilometers=800
Slide 21 - Slide
Zelfstandig werken
Werk aan de opgaven van 3.2 in Bettermarks
Overleg met je buurman/buurvrouw
Steek je vinger op als je vragen hebt
T/m opdracht 7 moet lukken, over 15 min verder uitleg
timer
15:00
Slide 22 - Slide
Ga terug naar LessonUp
Slide 23 - Slide
Formules
Een formule gebruik je om iets in één keer uit te rekenen.
Bv: Anne besteld foto's, ze betaalt €0,20 per foto en €3,- verzendkosten. Bereken met de formule hoeveel 20 foto's kosten:
Anne betaald €9,-
bedrag=0.20⋅aantal
foto′s+5
bedrag=0.20⋅20+5
bedrag=4+5
bedrag=9
Slide 24 - Slide
Formules
Anne betaald €9,-
bedrag=0.20⋅aantal
foto′s+5
bedrag=0.20⋅20+5
bedrag=4+5
bedrag=9
Slide 25 - Slide
Formules
bedrag=0.20⋅aantal
foto′s+5
Slide 26 - Slide
Formules
bedrag=0.20⋅aantal
foto′s+5
b=0.20f+5
Slide 27 - Slide
Aantekening 3.2: formules (zet deze onder je vorige aantekening)
Formules schrijven we korter met letters. De letters noemen we variabelen.
Formule:
Met bedoelen we
b=0.20f+5
0.20f
0.20⋅f
bedrag=0.20⋅aantal
foto′s+5
timer
2:00
Slide 28 - Slide
Bas koopt online truien voor €35,50 met €4,50 verzendkosten. aantal truien = t kosten = k Bereken hoeveel 6 truien kosten met de formule.
k=35.50t+4.5
A
€62,50
B
€213,-
C
€217,50
D
€240,-
Slide 29 - Quiz
Formules
Bas koopt online truien voor €35,50 met €4,50 verzendkosten.
aantal truien = t
kosten = k
Bereken hoeveel 6 truien kosten met de formule.
k=35.50t+4.5
Slide 30 - Slide
Formules
Bas koopt online truien voor €35,50 met €4,50 verzendkosten.
aantal truien = t
kosten = k
Bereken hoeveel 6 truien kosten met de formule.
k=35.50t+4.5
k=35.50⋅6+4.5
Slide 31 - Slide
Formules
Bas koopt online truien voor €35,50 met €4,50 verzendkosten.
aantal truien = t
kosten = k
Bereken hoeveel 6 truien kosten met de formule.
k=35.50t+4.5
k=35.50⋅6+4.5
k=213+4.5
Slide 32 - Slide
Formules
Bas koopt online truien voor €35,50 met €4,50 verzendkosten.
aantal truien = t
kosten = k
Bereken hoeveel 6 truien kosten met de formule.
k=35.50t+4.5
k=35.50⋅6+4.5
k=213+4.5
k=217.5
Slide 33 - Slide
Formules
Bereken als
a=6b+9
a
b=5
Slide 34 - Slide
Formules
Bereken als
a=6b+9
a
b=5
a=6⋅5+9
Slide 35 - Slide
Formules
Bereken als
a=6b+9
a
b=5
a=6⋅5+9
a=30+9
Slide 36 - Slide
Formules
Bereken als
a=6b+9
a
b=5
a=6⋅5+9
a=30+9
a=39
Slide 37 - Slide
Bereken r als t = 9
r=2t+12
A
30
B
41
C
110
D
126
Slide 38 - Quiz
Formules
Bereken als
r=2t+12
r
t=9
Slide 39 - Slide
Formules
Bereken als
r=2t+12
r
t=9
r=2⋅9+12
Slide 40 - Slide
Formules
Bereken als
r=2t+12
r
t=9
r=2⋅9+12
r=18+12
Slide 41 - Slide
Formules
Bereken als
r=2t+12
r
t=9
r=2⋅9+12
r=18+12
r=30
Slide 42 - Slide
Bereken y als x = 3
y=8x+7
A
29
B
31
C
45
D
90
Slide 43 - Quiz
Formules
Bereken als
y=8x+7
y
x=3
Slide 44 - Slide
Formules
Bereken als
y=8x+7
y
x=3
y=8⋅3+7
Slide 45 - Slide
Formules
Bereken als
y=8x+7
y
x=3
y=8⋅3+7
y=24+7
Slide 46 - Slide
Formules
Bereken als
y=8x+7
y
x=3
y=8⋅3+7
y=24+7
y=31
Slide 47 - Slide
Bereken k als m = 2 en n = 7
k=2m+3n
A
25
B
50
C
57
D
84
Slide 48 - Quiz
Formules
Bereken als en
k=2m+3n
k
m=2
n=3
Slide 49 - Slide
Formules
Bereken als en
k=2m+3n
k
m=2
n=3
k=2⋅2+3⋅7
Slide 50 - Slide
Formules
Bereken als en
k=2m+3n
k
m=2
n=3
k=2⋅2+3⋅7
k=4+21
Slide 51 - Slide
Formules
Bereken als en
k=2m+3n
k
m=2
n=3
k=2⋅2+3⋅7
k=4+21
k=25
Slide 52 - Slide
Zelfstandig werken
Werk aan de opgaven van 3.2 in Bettermarks
Overleg met je buurman/buurvrouw
Steek je vinger op als je vragen hebt of klaar bent